Scherm 34. Advanced Thaw Controls (Geavanceerde ontdooibediening) FastThaw-functie
2� Nadat u het type ontdooiing hebt geselecteerd, drukt u op de functieknop Thaw (Ontdooien) of op FastThaw in
de kanaalbediening om het ontdooien te starten�
OPMERKING: De FastThaw-functie genereert een temperatuur die hoger is dan die welke wordt gegenereerd voor
de i-Thaw-functie, wat resulteert in een snellere ontdooitijd�
OPMERKING: Er kunnen maximaal 7 naalden tegelijk worden ontdooid met de i-Thaw-functie; met behulp van de
FastThaw-functie kunnen maximaal 4 naalden gelijktijdig ontdooien�
3� Tijdens de naaldopwarmingsfase voor naalden van het CX-type geeft de kanaalstatus een ronddraaiende
opwarmingsindicator weer (scherm 35)�
Scherm 35. Geavanceerd ontdooien - naaldverwarming
4� Wanneer de drempelwaarde voor de i-Thaw-functie of FastThaw-functie is bereikt, toont de kanaalstatus het
geschatte temperatuurbereik voor de naaldschacht (scherm 36)�
OPMERKING: De schachttemperatuur wordt weergegeven als een temperatuurbereik, omdat weefsel- en
procedurele variabelen de temperatuur beïnvloeden�
Black (K) ∆E ≤5.0
536