XAS96 DdG, DdG IT
3.
BEDIENINGSVOORSCHRIFTEN
3.1
V
OORSCHRIFTEN VOOR HET PARKEREN
EN HIJSEN VAN DE COMPRESSOR
Veligheidsvoorschriften
De bediener moet alle veiligheidsvoorschriften naleven,
ook de veiligheidsvoorschriften op pag. 43 - 46 van dit
boek.
Let op:
Ð
Controleer het remsysteem (zie punt 5.6), alvorens de compressor
in werking te stellen.
Ð
Na de eerste 100 km:
Ð
Controleer de wielmoeren en de trekstangbouten en draai ze
vast tot het opgegeven draaimoment (zie punt 9.1).
Ð
Controleer of de remmen goed zijn afgesteld (zie punt 5.6).
3.1.1 P
ARKEERVOORSCHRIFTEN
1
Fig. 3.1
Vaste trekstang met standaard steunvoet zonder remmen
7
4
Fig. 3.2
Verstelbare trekstang met neuswiel en remmen
Wanneer u een compressor parkeert, dan moet u de steunvoet (1) of
het neuswiel (2) vastzetten om de compressor waterpas te krijgen.
Zorg ervoor, dat het neuswiel (2) wordt geborgd door middel van de
borgpen (6). Schakel de handrem in door de handrem-hefboom (3)
naar boven te trekken. Plaats de compressor zo horizontaal mogelijk.
U kunt de compressor wel tijdelijk gebruiken wanneer hij niet
horizontaal staat, maar de helling mag niet meer dan 15¡ bedragen.
Wanneer de compressor op een schuine ondergrond wordt geplaatst,
dan moet deze door middel van wielblokken (als optie verkrijgbaar)
voor of achter de wielen worden geblokkeerd. Plaats de compressor
met de achterkant in de richting waar de wind vandaan komt (zie Fig.
3.4), weg van vervuilde luchtstromen en muren. Vermijd de instroom
van door de motor uitgeblazen lucht. Dit veroorzaakt oververhitting
en een vermindering van het motorvermogen.
58
,
4
5
2
3
5
6
SLEPEN
Fig. 3.3
Het neuswiel in de parkeer-stand
Fig. 3.4
Compressor met de achterkant in de richting waar de wind
vandaan komt
3.1.2 S
LEEPVOORSCHRIFTEN
Fig. 3.5
Schildje op de trekstang, sleepvoorschriften
Controleer vooraf of de koppeling van de trekstang
overeenkomt met de trekhaak van het trekkende
voertuig.
Zowel een vaste als een verstelbare trekstang moet zo horizontaal
mogelijk liggen. De compressor en het uiteinde van de trekhaak
moeten perfect horizontaal in ŽŽn lijn liggen. Draai de koppelhandels
zo aan dat er geen speling is tussen de tanden van de verbindings-
stukken. U kunt dit controleren door te proberen de trekstang aan de
trekhaak op en neer te bewegen. Bevestig de veiligheidspennen (4).
Duw de hefboom (3) van de handrem geheel naar beneden en
bevestig de veiligheidskabel (5) aan het voertuig. Zet het neuswiel (2)
of de steunvoet (1) in de hoogste stand vast. Het neuswiel kan nu ook
niet meer verdraaien.
Fig. 3.6
Het neuswiel in de sleep-stand