11 Verricht nooit las- of andere werkzaamheden, waarbij warmte vrijkomt in
de nabijheid van het brandstof- of oliesysteem. Brandstof- en olietanks
moeten volledig worden schoongemaakt, bijv. door middel van
stoomreinigen, voordat men dergelijk werk uitvoert. Een drukvat mag
nooit gelast worden, of op een andere manier worden gewijzigd. Bij
booglassen aan de machine moeten de alternatorkabels worden
losgekoppeld.
12 Ondersteun de trekstang en de as(sen), wanneer u onder de machine
werkt, of wanneer u een wiel verwijderd heeft. Vertrouw nooit op vijzels.
13 Het geluiddempende materiaal mag niet worden verwijderd of gewijzigd.
Houdt het materiaal vrij van vuil en vloeistoffen, zoals brandstof, olie en
reinigingsmiddelen. Vervang het geluiddempend materiaal, wanneer het
beschadigd is om te voorkomen, dat het geluidsniveau zal stijgen.
14 Gebruik alleen oli'n en vetten, die worden aanbevolen of zijn
goedgekeurd door Atlas Copco of door de machine-fabrikant. Zorg
ervoor, dat alle uitgekozen vloeistoffen voldoen aan alle toepasselijke
veiligheidsvoorschriften, vooral met betrekking tot gevaar voor explosies
en brand, of het ontleden of ontwikkelen van gevaarlijke gassen of
dampen. Minerale en synthetische olie mogen niet worden gemengd.
15 Bescherm de motor, de alternator, het luchtinlaatfilter en alle onderdelen
van het regel- en het elektrische systeem, enz. tegen het binnendringen
van vocht, wanneer u bijv. de machine reinigt met een stoomreiniger.
16 Onderzoek de omgeving eerst op aanwezigheid van brandbare materialen,
wanneer u werk uitvoert, waarbij warmte, vlammen of vonken vrijkomen.
17 Gebruik nooit een lichtbron met een open vlam, wanneer u het
binnenwerk van de machine controleert.
18 Wanneer de reparatie is be'indigd, dan is het noodzakelijk de machine
minimaal een omwenteling te laten maken, bij zuigermachines meerdere
omwentelingen te laten maken, bij roterende machines, om er zeker van te
zijn, dat er geen mechanische blokkering optreedt in de machine of het
aandrijvend gedeelte. Controleer bij het voor de eerste keer starten van
elektromotoren de draairichting en bij elke wijziging van de elektrische
aansluiting(en), of schakel over, om te controleren of de oliepomp en de
ventilator goed werken.
19 Registreer alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden in een logboek,
voor alle machines. De frequentie en aard van de reparaties kunnen
onveilige situaties aan het licht brengen.
20 Bij het werken met warme onderdelen, zoals bijv. krimp-onderdelen, dan
is het raadzaam warmtebestendige handschoenen te dragen, alsmede,
indien noodzakelijk andere beschermende kleding.
21 Wanneer gebruik gemaakt wordt van ademfilters van het cartridge-type,
neem dan altijd het juiste type cartridge en zorg ervoor, dat de aanbevolen
levensduur nog niet is verstreken.
22 Zorg ervoor, dat olie, oplosmiddelen en andere vervuilende stoffen op een
milieuvriendelijke manier worden verwijderd.
23 Wanneer de machine wordt vrijgegeven na het verrichten van
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden, dan dient u de werkdrukken,
temperaturen en toerentallen te controleren. Bovendien dient te worden
gecontroleerd, of de regel- en uitschakelapparatuur goed functioneert.
Laat de generator proefdraaien en controleer of de geleverde wisselstroom
correct is.
1.6
V
EILIGHEID BIJ HET GEBRUIK VAN
GEREEDSCHAPPEN
Gebruik voor elk werk het juiste gereedschap. Ongevallen worden
voorkomen, door kennis betreffende het juiste gebruik van gereedschappen en
de grenzen van een veilig gebruik, samen met het gezonde verstand.
Speciaal gereedschap voor bepaalde werkzaamheden is verkrijgbaar en dient
te worden gebruikt, wanneer dit wordt geadviseerd.
46
1.7
S
PECIALE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Batterijen
Bij het verrichten van werkzaamheden aan batterijen dient u altijd
beschermende kleding te dragen.
1
De elektrolyt in batterijen is een zwavelzuuroplossing, die ernstig letsel
aan de ogen kan toebrengen en brandwonden kan veroorzaken wanneer
hij in aanraking komt met de huid. Wees daarom voorzichtig bij het
hanteren van batterijen, bv. bij het controleren van de lading.
2
Installeer een waarschuwingsbord dat vuur, open vlammen en roken
verbiedt op de plaats waar de batterijen opgeladen worden.
3
Wanneer batterijen opgeladen worden, vormt zich in de cellen een
explosief gasmengsel, dat door de ontluchtingsgaten in de pluggen kan
ontsnappen.
Zo kan er bij slechte verluchting een explosieve atmosfeer rond de batterij
ontstaan, die gedurende meerdere uren na het laden in en rond de batterij
kan blijven hangen. Daarom:
-
nooit roken in de nabijheid van batterijen die opgeladen worden of pas
opgeladen zijn,
-
nooit onder stroom staande circuits bij de batterijklemmen
onderbreken, omdat dit meestal een vonk veroorzaakt.
4
Koppel de oplaadkabels bij parallelschakeling van een hulpbatterij (AB)
met de compressorbatterij (CB) als volgt: de + pool van AB met de + pool
van CB; de - pool van CB met de massa van de compressor. In
omgekeerde zin loskoppelen.
Drukketels
(overeenkomstig richtlijn 87/404/EEC bijlage II ¤ 2)
Vereisten voor onderhoud/installatie:
1
De ketel kan gebruikt worden als drukketel of als afscheider en is
ontworpen om perslucht te bevatten voor de volgende toepassing:
-
drukketel voor compressor,
-
medium LUCHT/OLIE,
en werkt zoals vermeld op het kenplaatje van de ketel:
-
de maximum werkdruk ps in bar,
-
de maximum werktemperatuur Tmax in ¡C,
-
de minimum werktemperatuur Tmin in ¡C,
-
de capaciteit van de ketel V in l.
2
De drukketel mag enkel gebruikt worden voor de hierboven beschreven
toepassingen en in overeenstemming met de technische specificaties. Uit
veiligheidsoverwegingen zijn andere toepassingen verboden.
3
De nationale wetgeving wat betreft herkeuringen moet steeds
ge'erbiedigd worden.
4
Ketelwanden die onder druk staan mogen niet gelast worden, noch
onderworpen aan om het even welke werkzaamheden waar warmte bij te
pas komt.
5
De ketel moet voorzien zijn van en mag enkel gebruikt worden met de
vereiste veiligheidsuitrusting, zoals een manometer, apparatuur ter
beveiliging tegen overdruk, een veiligheidsklep, enz.
6
Het condensaat moet met regelmatige tussenpozen afgetapt worden
wanneer de ketel in gebruik is.
7
De installatie, de constructie en de verbindingen mogen niet gewijzigd
worden.
8
Bouten van mantel of flenzen mogen niet gebruikt worden om iets anders
vast te maken.
Veiligheidskleppen
Alle afstellingen en reparaties mogen enkel worden uitgevoerd door een
bevoegde vertegenwoordiger van de leverancier van de kleppen (zie
onderhoudsschema).