•
De tracheostomiecanule dient voor gebruik/inbrenging te wor-
den geïnspecteerd op integriteit en werking. Verifieer dat de canule
vrij is van obstructie, dat het materiaal van de H
of gescheurd, dat de cuff kan worden gevuld/geleegd, dat er geen
knikken, scheuren en beschadigingen zijn, dat de verbinding tussen
de canule en het schild stabiel is, enz. Als het product is beschadigd,
moet het worden weggegooid en vervangen door een nieuw product.
•
Oefen geen onnodige kracht uit op de tracheostomiecanule bij
het aankoppelen of loskoppelen van externe hulpmiddelen. Dit kan
leiden tot schade aan de tracheostomiecanule, decanulatie en/of ver-
hoogde luchtweerstand. Houd de tracheostomiecanule altijd aan de
onderkant van de 15 mm connector (6) vast bij het loskoppelen van
externe hulpmiddelen. Als externe hulpmiddelen te stevig vastzitten,
gebruik dan de scheidingshulp (9) om ze van de 15 mm connector
los te maken.
•
Als de tracheostomiecanule wordt gebruikt samen met andere
medische hulpmiddelen, raadpleeg dan de gebruiksaanwijzing daar-
van. Neem contact op met de fabrikant bij vragen of als er hulp nodig is.
•
Het gebruik van tracheostomiecanules kan leiden tot drukpun-
ten en irritatie van de huid (bijv. door vocht). Leg ter voorkoming een
verband onder het schild.
•
Ga na dat de injectiespuit voor vulling van de H
is en vrij van verontreinigingen. De injectiespuit moet onmiddellijk na
gebruik worden verwijderd. Als de injectiespuit niet wordt verwijderd,
kan de H
O Cuff leeglopen, met als gevolg een minder efficiënte be-
NL
2
ademing of bescherming tegen aspiratie.
•
Om schade aan de H
makkelijker in te brengen, dient er voor inbrenging altijd te worden
nagegaan dat de H
•
Om beschadiging van het materiaal van de H
komen mag de cuff niet in contact komen met zalven of aerosols die
lidocaïne bevatten.
•
Als de patiënt in bed wordt verplaatst, ga dan na dat de patiënt
niet op de pilootballon (5a) ligt, aangezien hierdoor de druk in de cuff
zou kunnen stijgen en de trachea zou kunnen worden beschadigd.
•
Langdurige opslag van de canule na herverwerking kan het
risico op bacteriële besmetting verhogen.
•
Volg voor het correct hanteren van de tracheostomiecanule de
standaard richtlijnen voor preventie van infectie zoals bepaald door
de Centers for Disease Control and Prevention (VS), het Robert Koch
Institut (DE), of de lokale of nationale autoriteit.
6.
Waarschuwingen
•
Niet gebruiken als de steriele verpakking is aangetast/bescha-
digd, bijv. open randen, gaten in de verpakking, enz.
•
Onjuiste opslagvoorwaarden kunnen beschadiging van de ca-
nule of verontreiniging tot gevolg hebben.
•
Gebruik uitsluitend in water oplosbare gel om het inbrengen te
vergemakkelijken.
140
O Cuff te voorkomen en de canule ge-
2
O Cuff helemaal leeg is.
2
O Cuff niet broos is
2
O Cuff schoon
2
O Cuff te voor-
2