Tabel 11.1 Aanbevolen schema voor beeldvorming bij patiënten met een endovasculaire prothese
Preprocedureel
Procedureel
Vóór ontslag (binnen 7 dagen)
1 maand
3 maanden
6 maanden
12 maanden (daarna jaarlijks)
De opnamen dienen binnen 6 maanden vóór de ingreep te zijn gemaakt.
1
Duplexscanning kan worden toegepast bij patiënten met nierfalen of die anderszins niet in staat zijn een CT-scan met contrastversterking te ondergaan.
2
Ook als echografisch onderzoek wordt gedaan, blijft CT-onderzoek zonder contrastmiddel aangeraden.
3
Aanbevolen wordt CT-onderzoek vóór ontslag of na 1 maand uit te voeren.
4
Bij endolekkage type I of III worden onmiddellijk ingrijpen en extra controles na de ingreep aanbevolen. Zie hoofdstuk 11.6, 'Extra controle en behandeling'.
5
Aanbevolen wanneer vóór ontslag of na 1 maand endolekkage wordt geconstateerd.
11.2 Aanbevelingen voor CT-onderzoek met en zonder contrastmiddel
• De films dienen alle opeenvolgende beelden met de kleinst mogelijke plakdikte (≤ 3 mm) te bevatten. Maak de plakken NIET dikker (> 3 mm) en/of laat
opeenvolgende CT-beelden/films NIET weg. Gebeurt dat wel, dan zijn nauwkeurige vergelijkingen van de anatomie en de prothese over een tijdsverloop
niet mogelijk.
• Alle beelden dienen per beeld/film van een schaal te zijn voorzien. Als film wordt gebruikt, dienen de opnamen in een formaat niet kleiner dan 20:1 te
worden gerangschikt op bladen van 35,5 x 43,2 cm.
• Zowel opnamereeksen met als zonder contrastmiddel zijn vereist, met de tafel in overeenkomende of corresponderende positie.
• De plakdikte en het plakinterval dienen in de reeks zonder contrastmiddel en de reeks met contrastmiddel overeen te komen.
• De oriëntatie van de patiënt of de op de patiënt aangebrachte oriëntatiepunten mogen tussen de reeks met en zonder contrastmiddel NIET worden
veranderd.
Om de patiënt optimaal te kunnen volgen, zijn opnamen met en zonder contrastversterking van de uitgangssituatie en bij de controles belangrijk.
Het is belangrijk om tijdens het CT-onderzoek aanvaardbare beeldvormingsprotocollen te volgen. Tabel 11.2 bevat voorbeelden van aanvaardbare
beeldvormingsprotocollen.
IV contrastmiddel
Acceptabele machines
Injectievolume
Injectiesnelheid
Injectiemodus
Bolustiming
Bundel - begin
Bundel - eind
Collimatie
Reconstructie
Axiaal dubbel beeldveld
Reeksen na injectie
11.3 Röntgenfoto's van de buik
De volgende aanzichten zijn nodig:
• Vier films: voor-achterwaarts, lateraal, 30 graden linker zijligging en
30 graden rechter zijligging, aanzichten gecentreerd op de navel.
• Registreer de afstand van tafel tot film en pas bij elk volgend onderzoek
dezelfde afstand toe.
Zorg ervoor dat het gehele hulpmiddel op elk afzonderlijk beeld in
lengterichting wordt vastgelegd.
Als er wordt getwijfeld aan de integriteit van het hulpmiddel (bv.
knikken, stentbreuken, losraken van weerhaakjes), verdient het
aanbeveling om vergrotingen te gebruiken. De behandelend arts
dient de films op integriteit van het hulpmiddel (de prothese over de
gehele lengte met inbegrip van de componenten) te evalueren met
een visueel hulpmiddel dat 2 tot 4 maal vergroot.
11.4 Echografie
In plaats van CT-onderzoek met contrastmiddel kan echogra sch
onderzoek worden uitgevoerd wanneer patiëntgerelateerde factoren
het gebruik van contrastmiddelen verhinderen. Echogra e kan worden
gecombineerd met CT-onderzoek zonder contrastmiddel. Een duplexscan
van de gehele aorta dient op videoband te worden vastgelegd om de
maximale diameter van het aneurysma, endolekkage, doorgankelijkheid
van de stents en stenose te kunnen evalueren. De videoband dient de
volgende informatie te bevatten:
• Dwarse en longitudinale beelden vanaf de proximale aorta met de a.
mesenterica en de aa. renales tot de iliacale bifurcaties om na te gaan of
er sprake is van endolekkage, waarbij kleurenechografie en power-
kleurenangiografie (indien beschikbaar) wordt toegepast.
• Bij verdenking op endolekkage dient bevestiging middels
spectraalanalyse plaats te vinden.
• Dwarse en longitudinale beelden van het aneurysma waar dit het
grootst is.
11.5 MRI-veiligheid en -compatibiliteit
In niet-klinische tests is aangetoond dat de standaard Zenith AAA
endovasculaire prothese onder bepaalde voorwaarden MRI-veilig is.
De Zenith Fenestrated AAA endovasculaire prothese bevat hetzelfde
metaal als de Zenith AAA standaardprothese (roestvrij staal), maar bevat
hiernaast ook een kleine hoeveelheid nitinol. Men verwacht niet dat deze
kleine hoeveelheid nitinol zou leiden tot een wijziging van de classi catie
'MRI-veilig onder bepaalde voorwaarden' die voor het standaard Zenith AAA
hulpmiddel is vastgesteld.
De standaard Zenith AAA endovasculaire prothese kan veilig worden
gescand onder de volgende voorwaarden:
Systemen van 1,5 tesla:
• statisch magnetisch veld van 1,5 tesla
• ruimtelijke veldgradiënt van 450 gauss/cm
• maximale specific absorption rate (SAR) die gemiddeld over het gehele
lichaam 2,0 W/kg bedraagt gedurende 15 minuten scannen
In niet-klinische tests veroorzaakte de standaard Zenith AAA endovasculaire
prothese een maximale temperatuurstijging van 1,4 °C bij een calorimetrisch
gemeten speci c absorption rate (SAR) die gemiddeld over het gehele
lichaam 2,8 W/kg bedroeg gedurende een 15 minuten durende MRI-scan in
een Magnetom MRI-scanner van Siemens Medical Magnetom, Numaris/4
software, versie Syngo MR 2002B DHHS, met een statisch magnetisch veld
van 1,5 tesla. De maximale speci c absorption rate (SAR) bedroeg gemiddeld
over het gehele lichaam 2,8 W/kg, wat overeenstemt met een calorimetrisch
gemeten waarde van 1,5 W/kg.
Systemen van 3,0 tesla:
• statisch magnetisch veld van 3,0 tesla
• ruimtelijke veldgradiënt van 720 gauss/cm
• maximale specific absorption rate (SAR) die gemiddeld over het gehele
lichaam 2,0 W/kg bedraagt gedurende 15 minuten scannen
Angiogram
X
1
X
Tabel 11.2 Geaccepteerde beeldvormingsprotocollen
Zonder contrastmiddel
Nee
Spiraal-CT in staat tot > 40 seconden
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Diafragma
Proximale femur
< 3 mm
2,5 mm door en door - zacht algoritme
32 cm
Geen
In niet-klinische tests veroorzaakte de standaard Zenith AAA
endovasculaire prothese een maximale temperatuurstijging van 1,9 °C
bij een calorimetrisch gemeten maximale speci c absorption rate (SAR)
die gemiddeld over het gehele lichaam 3,0 W/kg bedroeg gedurende
een 15 minuten durende MRI-scan in een 3,0 tesla Excite MRI-scanner van
GE Healthcare met G3.0-052B software. De maximale speci c absorption
rate (SAR) bedroeg gemiddeld over het gehele lichaam 3,0 W/kg, wat
overeenstemt met een calorimetrisch gemeten waarde van 2,8 W/kg.
De kwaliteit van het MRI-beeld van de standaard Zenith AAA
endovasculaire prothese is mogelijk minder goed als het in beeld te
brengen gebied precies samenvalt met het hulpmiddel en het lumen
daarvan, of zich binnen ongeveer 20 cm van het hulpmiddel bevindt, bij
scannen in niet-klinische tests met de sequentie: snelle spinecho in een
3,0 tesla Excite MRI-systeem van GE Healthcare met G3.0-052B software
en een radiofrequente lichaamsspoel. Daarom kan het nodig zijn om de
MRI-parameters te optimaliseren met het oog op de aanwezigheid van dit
metalen implantaat.
Bij alle scanners verdwijnt het beeldartefact naarmate de afstand tussen
het hulpmiddel en het in beeld te brengen gebied toeneemt. MRI-scans
van het hoofd, de nek/hals en de onderste extremiteiten kunnen zonder
beeldartefact worden verkregen. Op scans van de buikstreek en de
bovenste extremiteiten kan een beeldartefact voorkomen, afhankelijk van
de afstand tussen het hulpmiddel en het in beeld te brengen gebied.
NB: Voor de Zenith Fenestrated AAA prothese moet het klinische voordeel
van een MRI-scan worden afgewogen tegen het potentiële risico van de
procedure.
11.6 Extra controle en behandeling
Extra controle en eventueel behandeling wordt aanbevolen bij:
• aneurysmata met type-I-endolekkage
• aneurysmata met type-III-endolekkage
• aneurysmagroei, 5 mm groter dan maximumdiameter (ongeacht
endolekkagestatus)
• migratie
• inadequate lengte van de afdichting
Tot de overwegingen ten aanzien van herinterventie of conversie naar
open reparatie behoren de beoordeling van de behandelend arts van de
comorbiditeiten, de levensverwachting en de persoonlijke keuzes van de
individuele patiënt.
De patiënten dienen te weten dat na plaatsing van een endovasculaire
prothese een herinterventie kan bestaan uit hernieuwde katheterisatie of
een open operatieve reparatie.
12 PROBLEMEN MET DE VRIJGAVE VAN DE TRIGGER WIRE OPLOSSEN
LET OP: De volgende stappen mogen alleen worden uitgevoerd als
de proximale trigger wire niet kan worden verwijderd volgens de
aanwijzingen in paragraaf 10.1.4, 'Plaatsing van de proximale body' (14).
NB: U kunt een beroep doen op technische assistentie van een Cook
productspecialist door contact op te nemen met uw plaatselijke Cook
vertegenwoordiger.
12.1 Alternatieve methode om proximale body te ontplooien
1. Knip de blootliggende trigger wire van de suprarenale stent door
tussen het witte en het zwarte ontkoppelmechanisme (Afbeelding 39)
en verwijder het zwarte ontkoppelmechanisme van de handgreep.
2. Verwijder de veiligheidsvergrendeling van het witte (distale)
ontkoppelmechanisme voor de trigger wire.
3. Trek het witte ontkoppelmechanisme voor de trigger wire terug en
verwijder het vervolgens via de sleuf over de binnencanule van het
hulpmiddel.
NB: Hierdoor komt het distale uiteinde van de prothese los van de grijze
pusher.
125
CT (met en zonder
Röntgenfoto's van
contrastmiddel)
X
1
X
2,3,4
X
2,3,4
X
2,4,5
X
2,4
X
2,4
Contrastmiddel
Ja
Spiraal-CT in staat tot > 40 seconden
150 ml
> 2,5 ml/s
Injectiepomp
Testbolus: SmartPrep, C.A.R.E. of equivalent
1 cm boven de truncus coeliacus
Oorsprong van de a. profunda femoris
< 3 mm
2,5 mm door en door - zacht algoritme
32 cm
Geen
de buik
X
X
X
X