11.2 Aanbevelingen voor CT-onderzoek met en zonder
contrastmiddel
• De beeldreeksen moeten alle opeenvolgende beelden met de kleinst
mogelijke plakdikte (≤ 3 mm) bevatten. Maak de plakken NIET dikker (> 3 mm)
en/of laat opeenvolgende CT-beeldreeksen NIET weg. Gebeurt dat wel, dan is
nauwkeurige vergelijking van de anatomie en de prothese in de loop van de
tijd niet mogelijk.
• Bij elke volgende controle moeten dezelfde scanparameters worden gebruikt
(d.w.z. afstand, dikte en beeldveld). Verander de x- en y-coördinaten van de
scantafel niet tijdens de scan.
Tabel 4 – Geschikte beeldvormingsprotocollen
IV contrastmiddel
Geaccepteerde apparatuur
Injectievolume
Injectiesnelheid
Injectiemodus
Tijdstip bolus
Bundel – begin
Bundel - eind
Collimatie
Reconstructie
Axiaal DFOV [dubbel beeldveld]
Reeksen na injectie
11.3 Röntgenfoto's van het thoracale hulpmiddel
De volgende opnames zijn vereist: supien-frontaal (AP), cross-table lateraal,
30 graden RPO en 30 graden LPO.
Volg bij elk onderzoek de volgende protocollen op:
• Noteer de afstand van tafel tot film en gebruik bij elk volgend onderzoek
dezelfde afstand.
• Zorg ervoor dat het hulpmiddel in zijn geheel op elk afzonderlijk beeld in de
lengterichting wordt vastgelegd.
• Gebruik voor alle beelden de middelste fotocel, de thoracale wervelmethode
of een handmatige methode voor voldoende doordringend vermogen in het
mediastinum.
Het verdient aanbeveling bij twijfel of het hulpmiddel intact is (bijv.
of er sprake is van knikken, stentbreuken, loslaten van weerhaakjes,
onderlinge migratie van componenten), bij hogere vergrotingen te kijken.
De behandelend arts dient de films op integriteit van het hulpmiddel (de
prothese over de gehele lengte met inbegrip van de componenten) te
evalueren met een visueel hulpmiddel dat 2 tot 4 maal vergroot.
11.4 Informatie over MRI-veiligheid
Uit niet-klinische tests is gebleken dat de Zenith Alpha thoracale endovasculaire
prothese onder bepaalde voorwaarden MR-veilig is conform ASTM F2503. Een
patiënt met deze endovasculaire prothese kan na plaatsing veilig worden gescand
onder de volgende omstandigheden.
• Statisch magnetisch veld van 1,5 of 3,0 tesla
• Magnetisch veld met maximale ruimtelijke gradiënt van 1600 gauss/cm
(16,0 T/m) of minder
• Door het MRI-systeem gemelde maximale specific absorption rate (SAR)
die gemiddeld over het gehele lichaam ≤ 2 W/kg bedraagt (normale
bedrijfsmodus) gedurende 15 minuten continu scannen
Onder de hierboven gedefinieerde scanomstandigheden produceert de Zenith
Alpha thoracale endovasculaire prothese naar verwachting een maximale
temperatuurstijging van minder dan 2,1 °C na 15 minuten continu scannen.
Bij niet-klinische tests steekt het door het hulpmiddel veroorzaakte beeldartefact
ongeveer 5 mm uit rondom de Zenith Alpha thoracale endovasculaire prothese
bij beeldvorming met een gradiëntecho-pulssequentie en een MRI-systeem van
3,0 T. Het beeldartefact onttrekt een deel van het lumen van het hulpmiddel aan
het zicht.
11.5 Extra controle en behandeling
(Raadpleeg hoofdstuk 4, WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN)
Extra controle en eventuele behandeling wordt aanbevolen bij:
• type-I-endolekkage
• type-III-endolekkage
• vergroting van aneurysma of ulcus ≥ 5 mm voorbij de maximale aneurysma- of
ulcusdiepte (ongeacht endolekkagestatus)
• migratie
• onvoldoende lang traject afdichting
• trombose of occlusie van de prothese
• verlies van integriteit van het hulpmiddel
• losraken weerhaakje
• stentbreuk
• migratie van componenten ten opzichte van elkaar
Bij de overweging te herinterveniëren of te converteren naar een open
chirurgische reparatie dient de behandelend arts onder andere eventuele
comorbiditeit, de levensverwachting en de wens van de individuele patiënt te
betrekken. De patiënten dienen te weten dat na plaatsing van een endovasculaire
prothese een herinterventie kan bestaan uit hernieuwde katheterisatie of een
open operatieve reparatie.
• De sequenties moeten met dezelfde of corresponderende tafelposities
gemaakt worden. Het is belangrijk bij het CT-onderzoek geschikte
beeldvormingsprotocollen te volgen. Tabel 4 bevat voorbeelden van geschikte
beeldvormingsprotocollen.
Zonder contrast
Nee
Spiraal-CT of high performance MDCT met
scanduurcapaciteit van > 40 seconden
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Hals
Diafragma
< 3 mm
2,5 mm door en door - zacht algoritme
32 cm
Geen
12 PROBLEMEN MET ONTGRENDELING
NB: U kunt een beroep doen op technische assistentie van een Cook
productspecialist door contact op te nemen met uw plaatselijke Cook
vertegenwoordiger.
12.1 Problemen met het verwijderen van de ontgrendelingsdraden
Draaien aan de blauwe rotatiehandgreep trekt de ontgrendelingsdraad
naar achteren, waardoor de stentprothese van de introducer losgekoppeld
wordt. Als de stentprothese niet volledig wordt losgekoppeld, kan de blauwe
rotatiehandgreep volgens onderstaande stappen worden gedemonteerd.
1. Trek de clips aan de achterzijde met een chirurgisch pincet naar buiten
(afb. 17 en 18) en verwijder de kap aan de achterzijde. (Afb. 19)
2. Stabiliseer de grijze pusher en schuif de blauwe rotatiehandgreep naar
achteren om aan de ontgrendelingsdraden te trekken totdat de prothese
is ontgrendeld. Trek de ontgrendelingsdraden niet volledig uit de blauwe
rotatiehandgreep. (Afb. 20 en 21)
3. In geval van lekkage door de klep verwijdert u het gehele binnendeel
van het introductiesysteem en laat u de sheath en de voerdraad op hun
plaats zitten.
4. Sluit de Captor hemostaseklep op de Flexor introducersheath door hem
naar de gesloten stand te draaien.
NB: Als er erg veel kracht nodig is, wikkelt u de ontgrendelingsdraden om
het chirurgische pincet. (Afb. 22)
12.2 Distale component – ontplooiing van de onbedekte stent
Als de onbedekte stent niet volledig kan worden ontplooid vanuit de kap:
(Afb. 23)
1. Voer de Flexor sheath op tot de distale rand van de stentprothese.
(Afb. 24 en 25)
2. Stabiliseer de Flexor sheath en trek de blauwe rotatiehandgreep terug.
(Afb. 26) De onbedekte stent wordt nu vrijgegegeven uit de kap, maar
bevindt zich wel nog in de sheath. Trek de sheath langzaam met een
draaiende beweging terug (afb. 27) totdat de onbedekte stent zich buiten
de sheath bevindt.
Met contrastmiddel
Ja
Spiraal-CT of high performance MDCT met
scanduurcapaciteit van > 40 seconden
Volgens ziekenhuisprotocol
> 2,5 mL/s
Injectiepomp
Testbolus: Smart Prep, C.A.R.E. of equivalent
Aorta subclavia
Oorsprong van de a. profunda femoris
< 3 mm
2,5 mm door en door - zacht algoritme
32 cm
Geen
117