NB: De Captor hemostaseklep mag uitsluitend worden gedraaid totdat deze
stopt en de open/dicht-markeringen moeten juist zijn uitgericht. Draai de
Captor hemostaseklep niet te ver, aangezien de klep hierdoor beschadigd
raakt met als mogelijk gevolg aanzienlijk bloedverlies.
10.10 Plaatsing van de iliacale pootprothese of het iliacale
hulpmiddel (ipsilateraal)
Zie de gebruiksaanwijzing bij de iliacale pootprothese of het iliacale
hulpmiddel die/dat is geselecteerd voor plaatsing in de ipsilaterale zijde van
de Zenith Universal Distal Body prothese.
10.11 Afrondend angiogram
Positioneer de angiogra ekatheter ter hoogte van net boven de viscerale
vaten. Maak een angiogram om te veri ëren dat alle arteriën doorgankelijk
zijn en er geen sprake is van endolekkage. Verhelp eventuele endolekkage
of andere problemen naar behoren.
10.12 Zenith Universal Distal Body modelleren (optioneel)
1. Maak de modelleerballon als volgt klaar:
Spoel het draadlumen door met gehepariniseerde fysiologische
zoutoplossing.
Verwijder alle lucht uit de ballon.
2. Draai als voorbereiding op het inbrengen van de modelleerballon de
Captor hemostaseklep linksom open.
3. Voer de modelleerballon op over de voerdraad en door de
hemostaseklep van het introductiesysteem tot ter hoogte van de
overlapping. Houd de sheath goed in positie.
NB: De Captor hemostaseklep kan worden gebruikt als hulp bij de
hemostase door deze rechtsom naar de 'gesloten' stand te draaien.
NB: De Captor hemostaseklep moet altijd in de open stand staan tijdens het
opnieuw positioneren van de modelleerballon.
4. Expandeer de modelleerballon met verdund contrastmiddel (volgens de
aanwijzingen van de fabrikant) in het gebied van de overlapping tussen
het proximale hulpmiddel en de Zenith Universal Distal Body. Begin
daarbij proximaal en werk in distale richting.
NB: Vul de ballon niet buiten de prothese.
NB: Ga voorzichtig te werk bij het manipuleren van een modelleerballon in
de buurt van de viscerale stents (indien van toepassing).
NB: Voorafgaand aan herpositionering moet worden bevestigd dat de
ballon geheel leeg is.
5. Trek de modelleerballon terug tot de overlapping van de ipsilaterale
stomp en expandeer de ballon. Trek de ballon terug tot de distale
xatieplaats en expandeer de ballon.
LET OP: Vul de ballon niet in een iliacaal bloedvat buiten de prothese.
6. Leeg de modelleerballon en verwijder deze. Breng de modelleerballon
over op de contralaterale voerdraad en tot in het introductiesysteem
van de contralaterale iliacale poot. Voer de modelleerballon op tot de
overlapping van de contralaterale stomp en expandeer de ballon.
LET OP: Voorafgaand aan herpositionering moet worden bevestigd dat
de ballon geheel leeg is.
7. Trek de modelleerballon terug tot de distale xatie van de contralaterale
iliacale poot en het bloedvat en expandeer de ballon.
Tabel 11.1 Aanbevolen beeldvormingsschema voor endoprothesepatiënten
Preprocedureel
Procedureel
Vóór ontslag (binnen 7 dagen)
1 maand
6 maanden
12 maanden (daarna jaarlijks)
1
De opnamen dienen binnen 6 maanden vóór de ingreep te zijn gemaakt.
2
Duplexscanning kan worden toegepast bij patiënten met nierfalen of die anderszins niet in staat zijn een CT-scan met contrastversterking te ondergaan. Ook als
echografisch onderzoek wordt gedaan, blijft CT-onderzoek zonder contrastmiddel aangeraden.
3
Aanbevolen wordt CT-onderzoek vóór ontslag of na 1 maand uit te voeren.
4
Bij endolekkage type I of III worden onmiddellijk ingrijpen en extra controles na de ingreep aanbevolen. Zie hoofdstuk 11.6, Extra controle en behandeling.
11.2 CT-aanbevelingen
De beeldreeksen moeten alle opeenvolgende beelden met de kleinst mogelijke plakdikte (≤3 mm) bevatten. Maak de plakken NIET dikker (>3 mm) en/of
laat opeenvolgende CT-beeldreeksen NIET weg. Gebeurt dat wel, dan is nauwkeurige vergelijking van de anatomie en de prothese in de loop van de tijd niet
mogelijk. Bij gebruik van een multifasescan moeten de locaties op de CT-tafel met elkaar overeenkomen.
Om de patiënt optimaal te kunnen volgen, zijn opnamen met en zonder contrastversterking van de uitgangssituatie en bij de controles belangrijk.
Het is belangrijk bij het CT-onderzoek acceptabele beeldvormingsprotocollen aan te houden. Tabel 11.2 bevat voorbeelden van acceptabele
beeldvormingsprotocollen.
IV contrastmiddel
Acceptabele machines
Injectievolume
Injectiesnelheid
Injectiemodus
Bolustiming
Bundel - begin
Bundel - eind
Collimatie
Reconstructie
Axiaal dubbel beeldveld
Reeksen na injectie
LET OP: Vul de ballon niet in een iliacaal bloedvat buiten de prothese.
8. Verwijder de modelleerballon en vervang deze door een
angiogra ekatheter om afrondende angiogrammen te maken.
9. Herstel de bloedvaten en sluit de introductieplaatsen op de
gebruikelijke wijze voor operaties.
11 RICHTLIJNEN VOOR BEELDVORMEND ONDERZOEK EN
POSTOPERATIEVE CONTROLE
11.1 Algemeen
Het functioneren van endovasculaire protheses op lange termijn is
nog niet vastgesteld. Alle patiënten dienen te worden geadviseerd dat
endovasculaire behandeling levenslange, regelmatige controle vereist om
hun gezondheid en het functioneren van hun endovasculaire prothese
te beoordelen. Patiënten met speci eke klinische bevindingen (zoals
endolekkage, een groeiend aneurysma of veranderingen in structuur
of positie van de endovasculaire prothese) dienen extra te worden
gecontroleerd. De patiënten dienen te weten dat het belangrijk is zich
aan het controleschema te houden. Dat geldt voor de controles in het
eerste jaar na de ingreep maar ook voor de jaarlijkse controles daarna. De
patiënten dienen te weten dat regelmatige en consistente controle van
wezenlijk belang is om de aanhoudende veiligheid en e ectiviteit van de
endovasculaire behandeling van AAA's en TAAA's te waarborgen.
De arts dient de patiënten op individuele basis te evalueren en de controles
af te spreken afgestemd op de behoeften en omstandigheden van iedere
individuele patiënt. Het aanbevolen beeldvormingsschema is weergegeven
in Tabel 11.1. Dit schema bevat de minimumeisen waaraan controle van
de patiënt moet voldoen en moet ook worden aangehouden als de patiënt
geen klinische verschijnselen heeft (bijv. pijn, een doof gevoel, zwakte).
Patiënten met speci eke klinische bevindingen (zoals endolekkage, een
groeiend aneurysma of veranderingen in structuur of positie van de
stentprothese) dienen vaker te worden gecontroleerd.
Tot de jaarlijkse controle middels beeldvorming behoren röntgenfoto's
van de buik en CT-onderzoek met en zonder contrastmiddel. Als een
nierfunctiestoornis of andere factoren het gebruik van contrastmiddelen
verhinderen, kunnen röntgenfoto's van de buik, CT-onderzoek zonder
contrastmiddel en duplexscanning worden gebruikt.
De combinatie van CT-onderzoek met en zonder contrastmiddel levert
informatie op over veranderingen in de diameter van het aneurysma,
endolekkage, doorgankelijkheid, kronkeligheid, ziekteprogressie,
fixatielengte en andere morfologische veranderingen.
Röntgenfoto's van de buik leveren informatie op over de integriteit van
het hulpmiddel (van elkaar losgeraakte componenten, stentbreuk en
losgeraakte weerhaakjes).
Duplexscanning kan informatie opleveren over veranderingen in de
diameter van het aneurysma, endolekkage, doorgankelijkheid,
kronkeligheid en ziekteprogressie. In deze omstandigheid dient
CT-onderzoek zonder contrastmiddel samen met het echografisch
onderzoek te worden uitgevoerd. Echografie kan vergeleken met
CT-onderzoek een minder betrouwbare en gevoelige diagnostische
methode zijn.
Tabel 11.1 bevat de minimale beeldvormingscontroles voor patiënten met
de Zenith Universal Distal Body. Patiënten bij wie intensievere controle
nodig is, dienen tussentijds te worden geëvalueerd.
Angiogram
X
1
X
Tabel 11.2 Acceptabele beeldvormingsprotocollen
Zonder contrastmiddel
Nee
Spiraal-CT-scanner of high-performance
MDCT-scanner in staat tot > 40 seconden
nvt
nvt
nvt
nvt
Humeruskop
Proximale femur
< 3 mm
2,5 mm door en door – zacht algoritme
32 cm
Geen
66
Röntgenfoto's van
CT
de buik
X
1
X
2,3,4
X
X
2,3,4
X
X
2,4
X
X
X
2,4
Contrastmiddel
Ja
Spiraal-CT-scanner of high-performance
MDCT-scanner in staat tot > 40 seconden
150 ml
> 2,5 ml/s
Injectiepomp
Testbolus: SmartPrep, C.A.R.E. of equivalent
Humeruskop
Proximale femur
< 3 mm
2,5 mm door en door – zacht algoritme
32 cm
Geen