4. Met een klemtang klemt u het afgeknipte uiteinde van de trigger wire
van de suprarenale stent af en zet u het vast. (Afbeelding 40)
5. Draai de borgschroef los. Terwijl u de binnencanule en de trigger wire
op hun plaats houdt, voert u de grijze pusher en de sheath op in de
prothese totdat de tip van de grijze pusher zich op ongeveer 2 cm
afstand van de gouden markeringen op de proximale rand van de
proximale body bevindt. (Afbeelding 41) De opgevoerde grijze pusher
geeft extra steun aan de binnencanule.
NB: Wees voorzichtig bij het opvoeren van de grijze pusher, want in de
doelvaten zijn sheaths en voerdraden aanwezig. Zorg dat de tip van de
grijze pusher niet in de topkap wordt opgevoerd.
NB: Houd de trigger wire voor de suprarenale stent licht gespannen zodat
de draad geheel niet doorhangt terwijl de grijze pusher en de sheath
worden opgevoerd.
6. Vergrendel de borgschroef. Controleer of de trigger wire van de
suprarenale stent goed vastzit in de tang.
7. Stabiliseer de grijze pusher en voer de sheath langzaam op totdat de
tip van de sheath zich op 2 mm van de gouden markeringen bevindt.
(Afbeelding 42)
NB: Wees voorzichtig bij het opvoeren van de sheath, want in de doelvaten
zijn andere sheaths en voerdraden aanwezig. Let er bij het opvoeren van de
sheath op dat de prothese zelf niet wordt opgevoerd.
8. Houd de sheath tegen en trek de grijze pusher met de binnencanule iets
terug, zodat de topkap omlaag komt over de suprarenale stent heen.
(Afbeelding 43)
NB: Zorg dat u de body van de prothese niet samendrukt.
9. Ga na of de vensters zich op de juiste plaats bevinden. Test de weerstand
op de trigger wire en voer zo nodig kleine bijstellingen uit om de
weerstand op de trigger wire te verminderen (paragraaf 12.1, 8).
10. Verwijder de trigger wire van de suprarenale stent.
11. Trek de sheath terug totdat de tapse tip van de grijze pusher blootligt.
12. Als er meerdere vensters zijn, trekt u alle venstergeleidekatheters
op één na terug. Het is aan de arts welke geleidekatheter wordt
teruggetrokken. Het wordt aanbevolen om de beslissing te nemen op
basis van het gemak waarmee de vensters en de bijbehorende vaten
gecanuleerd kunnen worden. (Afbeelding 44)
NB: Laat de voerdraden op hun plaats zitten wanneer u de
geleidekatheter(s) verwijdert.
12. (a) Als er slechts één venster is, moet de proximale body met een
geschikte voerdraad vanaf dezelfde kant gecanuleerd worden
als de geleidekatheter in situ. Dit maakt de plaatsing van een
modelleerballon in de proximale body mogelijk.
13. Voer over de nu beschikbare voerdraad een modelleerballon op in de
proximale body en plaats de ballon net superieur ten opzichte van het
meest distale uiteinde van de prothese.
NB: Zorg dat u bij het gebruik van de modelleerballon de juiste sheath
gebruikt: de contralaterale sheath van 20 French in situ of, als directe
puncties zijn aangebracht, een introducersheath van 14 French. Zo is een
veilige verwijdering van de modelleerballon verzekerd.
14. Vul de ballon tot de volledige diameter van de prothese.
(Afbeelding 45)
15. Draai de borgschroef los. (Afbeelding 46) Houd de prothese in positie
door de grijze pusher en de ballonkatheter te stabiliseren.
LET OP: Controleer vóór het ontplooien van de suprarenale stent of
de introductievoerdraad uitsteekt tot net distaal van de aortaboog.
Zorg dat de dilatatortip tijdens het opvoeren niet gaat uitsteken
voorbij het uiteinde van de introductievoerdraad en herpositioneer de
introductievoerdraad zo nodig in de aortaboog om hiervoor te zorgen.
16. Ontplooi de suprarenale stent door de binnencanule van de topkap
in stappen van 1 tot 2 mm op te voeren en tegelijkertijd de proximale
body in positie te houden tot de bovenste stent geheel ontplooid is.
(Afbeelding 47 en 48) Voer de canule van de topkap nog 1 tot 2 cm
op en draai dan de borgschroef weer vast (Afbeelding 49) om contact
met de ontplooide suprarenale stent te voorkomen.
WAARSCHUWING: De Zenith Fenestrated AAA endovasculaire
prothese heeft een suprarenale stent met weerhaakjes voor fixatie. Ga
uitermate voorzichtig te werk wanneer in de buurt van de suprarenale
stent met interventionele instrumenten wordt gemanoeuvreerd.
17. Als er meerdere vensters zijn (paragraaf 12.1, 12), leegt u de ballon
en trekt u deze vervolgens terug, waarbij u de voerdraad op zijn plaats
laat zitten.
17. (a) Als er slechts één venster is (paragraaf 12.1, 12a), kunnen de
modelleerballon en de voerdraad veilig worden verwijderd.
NB: Bij het verwijderen moet zorg worden gedragen om de geleidesheath
en de voerdraad, die in het doelvat achterblijven, niet te verstoren.
18. Voer de toegangssheath en de uitlijnende stent, die werd verwijderd
om plaats te maken voor de modelleerballon, weer op over de
voerdraad, door het venster en het betreffende vat in. (Afbeelding 50)
NB: Controleer of alle trigger wires verwijderd zijn voordat het
plaatsingssysteem wordt teruggetrokken.
12.2 Koppelen van de topkap
1. Draai de borgschroef los. (Afbeelding 51)
2. Fixeer de sheath en de binnencanule om elke beweging van deze
componenten te voorkomen.
3. Schuif de grijze pusher over de binnencanule op totdat de pusher aan
de topkap gekoppeld is. (Afbeelding 52, 53 en 54)
NB: Als er weerstand wordt gevoeld, roteer de grijze pusher dan en blijf
voorzichtig opvoeren.
4. Draai de borgschroef weer vast en trek de gehele topkap en grijze
pusher terug door de prothese en de sheath door aan de binnencanule
te trekken. (Afbeelding 55) Laat de sheath en de voerdraad in positie.
5. Sluit de Captor hemostaseklep op de Flexor introducersheath door
hem rechtsom te draaien totdat hij niet verder kan.
6. Ga terug naar paragraaf 10.1.6, 'Plaatsing en ontplooiing van de
fenestratiestent'.
13 PROBLEMEN MET DE ONTPLOOIING VAN DE SUPRARENALE STENT
OPLOSSEN
LET OP: De volgende stappen mogen uitsluitend worden uitgevoerd
als het niet mogelijk is om de suprarenale stent te ontplooien door
de topkap op te voeren volgens de aanwijzingen in paragraaf 10.1.4,
'Plaatsing van de proximale body' (15).
NB: U kunt een beroep doen op technische assistentie van een Cook
productspecialist door contact op te nemen met uw plaatselijke Cook
vertegenwoordiger.
13.1 Plaatsing proximale body met distale hechting
Als de suprarenale stent niet volledig kan worden ontplooid door de
binnencanule van de topkap op te voeren, voert u de volgende stappen uit
onder uoroscopie.
1. Draai de borgschroef aan. Als er meerdere vensters zijn, trekt u alle
venstergeleidekatheters op één na terug. Het is aan de arts welke
geleidekatheter wordt teruggetrokken. Het wordt aanbevolen om de
beslissing te nemen op basis van het gemak waarmee de vensters en de
bijbehorende vaten gecanuleerd kunnen worden. (Afbeelding 56)
(a) Als er slechts één venster is, moet de proximale body met een
geschikte voerdraad vanaf dezelfde kant gecanuleerd worden
als de geleidekatheter in situ. Dit maakt de plaatsing van een
modelleerballon in de proximale body mogelijk.
NB: Laat de voerdraden op hun plaats zitten wanneer u de
geleidekatheter(s) verwijdert.
2. Voer over de nu beschikbare voerdraad een modelleerballon op in de
proximale body en plaats de ballon net superieur ten opzichte van het
meest distale uiteinde van de prothese.
NB: Zorg dat u bij het gebruik van de modelleerballon de juiste sheath
gebruikt: de contralaterale sheath van 20 French in situ of, als directe
puncties zijn gebruikt, een introducersheath van 14 French. Zo is een
veilige verwijdering van de modelleerballon verzekerd.
3. Vul de ballon tot de volledige diameter van de prothese om de
binnencanule beter te ondersteunen. (Afbeelding 57)
4. Draai de borgschroef los. (Afbeelding 58)
5. Houd de prothese in positie door de grijze pusher en de ballonkatheter
te stabiliseren.
LET OP: Controleer vóór het ontplooien van de suprarenale stent of
de introductievoerdraad uitsteekt tot net distaal van de aortaboog.
Zorg dat de dilatatortip tijdens het opvoeren niet gaat uitsteken
voorbij het uiteinde van de introductievoerdraad en herpositioneer de
introductievoerdraad zo nodig in de aortaboog om hiervoor te zorgen.
6. Ontplooi de suprarenale stent door de binnencanule van de topkap
met 1 tot 2 mm tegelijk op te schuiven en tegelijkertijd de proximale
body in positie te houden tot de bovenste stent geheel ontplooid is.
(Afbeelding 59 en 60) Voer de canule van de topkap nog 1 tot 2 cm
op en draai dan de borgschroef weer vast (Afbeelding 61) om contact
met de ontplooide suprarenale stent te voorkomen.
NB: Bij het verwijderen moet zorg worden gedragen om de geleidesheath
en de voerdra(a)d(en), die in het (de) doelvat(en) achterblijven, niet te
verstoren.
Ga als volgt te werk als de suprarenale stent volledig is ontplooid:
7. a) Als er meerdere vensters zijn (paragraaf 13.1, 1), leegt u de ballon
en trekt u deze vervolgens terug, waarbij u de voerdraad op zijn
plaats laat zitten. Voer de toegangssheath en de uitlijnende stent, die
werd verwijderd om plaats te maken voor de modelleerballon, weer
op over de voerdraad, door het venster en het betreffende vat in.
(Afbeelding 62)
b) Als er slechts één venster is (paragraaf 13.1, 1a), kunnen de
modelleerballon en de voerdraad veilig worden verwijderd.
NB: Bij het verwijderen moet zorg worden gedragen om de geleidesheath
en de voerdra(a)d(en), die in het (de) doelvat(en) achterblijven, niet te
verstoren.
WAARSCHUWING: De Zenith Fenestrated AAA endovasculaire
prothese heeft een suprarenale stent met weerhaakjes voor fixatie. Ga
uitermate voorzichtig te werk wanneer in de buurt van de suprarenale
stent met interventionele instrumenten wordt gemanoeuvreerd.
8. Ga terug naar paragraaf 10.1.5, 'Koppelen van de topkap'.
13.2 Plaatsing proximale body zonder distale hechting
Als de suprarenale stent nog steeds niet volledig ontplooid kan worden, voert
u de volgende stappen uit:
1. Draai de borgschroef aan en leeg de ballon, terwijl u de ballon op zijn
plaats houdt.
2. Verwijder de veiligheidsvergrendeling van het witte
ontkoppelmechanisme met trigger wire. Trek de trigger wire terug
en verwijder deze om het distale uiteinde van de endovasculaire
prothese van het plaatsingssysteem los te koppelen door het
ontkoppelmechanisme voor de trigger wire van de handgreep af
te schuiven en deze via de gleuf over de binnencanule van het
hulpmiddel te verwijderen. (Afbeelding 63)
3. Draai de borgschroef los (Afbeelding 64) en voer terwijl u de
binnencanule op zijn plaats houdt de grijze pusher en de sheath op in
de prothese totdat de tip van de grijze pusher zich op ongeveer 2 cm
afstand van de gouden markeringen op de proximale rand van de
proximale body bevindt. (Afbeelding 65) De opgevoerde grijze pusher
geeft extra steun aan de binnencanule.
NB: Wees voorzichtig bij het opvoeren van de grijze pusher, want in de
doelvaten zijn sheaths en voerdraden aanwezig. Zorg dat de tip van de
grijze pusher niet in de topkap wordt opgevoerd.
4. Vergrendel de borgschroef.
5. Controleer de positie van de gouden markeringen en ga na of de
vensters zich op de juiste plaats bevinden.
6. Vul de ballon tot de volledige diameter van de prothese om de
binnencanule beter te ondersteunen. (Afbeelding 66)
7. Draai de borgschroef los. (Afbeelding 67) Houd de prothese in positie
door de grijze pusher en de ballonkatheter te stabiliseren.
LET OP: Controleer vóór het ontplooien van de suprarenale stent of
de introductievoerdraad uitsteekt tot net distaal van de aortaboog.
Zorg dat de dilatatortip tijdens het opvoeren niet gaat uitsteken
voorbij het uiteinde van de introductievoerdraad en herpositioneer de
introductievoerdraad zo nodig in de aortaboog om hiervoor te zorgen.
8. Ontplooi de suprarenale stent door de binnencanule van de topkap
in stappen van 1 tot 2 mm op te voeren en tegelijkertijd de proximale
body in positie te houden tot de bovenste stent geheel ontplooid is.
(Afbeelding 68 en 69) Voer de canule van de topkap nog 1 tot 2 cm
op en draai dan de borgschroef weer vast (Afbeelding 70) om contact
met de ontplooide suprarenale stent te voorkomen.
NB: Bij het verwijderen moet zorg worden gedragen om de geleidesheath
en de voerdra(a)d(en), die in het (de) doelvat(en) achterblijven, niet te
verstoren.
9. a) Als er meerdere vensters zijn (paragraaf 13.1, 1), leegt u de ballon
en trekt u deze vervolgens terug, waarbij u de voerdraad op zijn
plaats laat zitten. Voer de toegangssheath en de uitlijnende stent,
die werd verwijderd om plaats te maken voor de modelleerballon,
weer op over de voerdraad, door het venster en het betreffende vat
in. (Afbeelding 71)
b) Als er slechts één venster is (paragraaf 13.1, 1a), kunnen de
modelleerballon en de voerdraad veilig worden verwijderd.
126