3. Ontgrendel het bedieningsveld (2).
4. Druk op de toets 'HOME' (61) om de maairo-
bot terug te sturen naar het laadstation (19).
5. Sluit de afdekking van het bedieningsveld
(13).
6. Nu gaat de maairobot op zoek naar de leika-
bel (24) om de weg terug naar het laadstation
(19) te vinden. Daarbij rijdt eerst een paar me-
ter naar voor en stopt weer om zich nieuw te
oriënteren. Dit gebeurt zo lang, tot de maairo-
bot is aangekomen bij de leikabel (24). Daar-
na volgt de maairobot de leikabel (24) tegen
de klok in. Let erop dat er geen voorwerpen
op de leikabel (24) liggen.
'STOP'-status:
Door op de 'STOP'-toets (3) te drukken schakelt
de maairobot in een 'STOP'-status, die wordt
weergegeven door de in volgorde knipperende
tijd-LEDs (50). De maairobot stopt met maaien, tot
deze status weer wordt opgeheven.
De 'STOP'-status kan als volgt worden opgehe-
ven:
•
Deblokkering van de maairobot en drukken op
de toets 'START A/B' (64) om de maairobot
weer te laten maaien. Sluit de afdekking van
het display (25).
•
Deblokkering van de maairobot en drukken op
de toets 'HOME' (61) om de maairobot terug
te sturen naar het station. Sluit de afdekking
van het display (25).
•
Deblokkering van de maairobot en sluiten van
de afdekking van het display (25) binnen 5
seconden.
•
Deblokkering van de maairobot en drukken op
de vergrendelingstoets (62).
7. Reiniging, onderhoud en
bestelling van onderdelen
Gevaar!
Vóór alle reinigings- en onderhoudswerkzaam-
heden moet het apparaat spanningsvrij worden
geschakeld, waarvoor u de netstekker uit de
contactdoos moet trekken en het apparaat via de
hoofdschakelaar (7) uitschakelt (OFF) (afbeelding
8). Neem bovendien de accu (A) uit de maairobot
(afbeelding 3b).
Voorzichtig! Werkhandschoenen dragen!
7.1 Reiniging
•
Houd de veiligheidsinrichtingen, de ventila-
tiespleten en het motorhuis zo veel mogelijk
NL
vrij van stof en vuil. Wrijf het apparaat met een
schone doek af of blaas het met perslucht bij
lage druk schoon.
•
De maairobot mag niet met stromend water,
vooral niet onder hoge druk, worden gerei-
nigd.
•
Reinig het apparaat regelmatig met een voch-
tige doek en wat groene zeep. Gebruik geen
reinigings- of oplosmiddelen, omdat deze de
kunststof delen van het apparaat zouden kun-
nen aantasten. Zorg ervoor dat geen water
binnenin het apparaat terecht kan komen.
•
Maak de maairobot indien mogelijk schoon
met een borstel of doek.
•
Controleer de beweeglijkheid van de klingen
(10) en van de messenschijf (11).
•
Gebruik voor de reiniging van de laadcontac-
ten aan de maairobot (1) en het laadstation
(19) reinigingsmiddel voor metaal of zeer fijn
schuurpapier. Maak deze schoon om een ef-
ficiënt laadproces te garanderen.
7.2 Onderhoud
•
Controleer regelmatig de lens van de camera-
eenheid (15) op vervuilingen en reinig deze.
De lens kan met name door regenval worden
vervuild. Gebruik daarvoor geen agressieve
reinigings- of oplosmiddelen.
•
Versleten of beschadigde klingen (10) en
bevestigingsschroeven moeten altijd per set
worden vervangen.
•
Vervang versleten of beschadigde delen.
•
Voor een lange levensduur moeten alle
schroefdelen en de wielen en assen schoon-
gemaakt en vervolgens met olie gesmeerd
worden.
•
De regelmatige verzorging van de maairobot
verzekert niet alleen een lange levensduur en
goede prestaties, maar draagt er ook toe bij
dat uw gazon zorgvuldig en eenvoudig wordt
gemaaid.
•
De het sterkst aan slijtage onderhevige com-
ponenten zijn de klingen (10). Controleer
regelmatig de toestand van de klingen (10) en
de bevestiging daarvan. Als er overmatige tril-
lingen optreden aan de maairobot, dan kan dit
erop duiden dat de klingen (10) beschadigd
zijn resp. door stoten werden vervormd. Als de
klingen (10) zijn versleten of beschadigd, dan
moeten deze meteen worden vervangen.
•
Controleer regelmatig het maaipatroon van
het gazon. Door onscherpe klingen worden de
grashalmen niet zuiver afgesneden. Daardoor
kan het gras aan het oppervlak licht uitdrogen
en verdort het. Vervang daarom de klingen re-
- 258 -