5.4.4 Informatie over het laadproces
De maairobot keert in een van de volgende situa-
ties terug naar het laadstation (19):
•
U stuurt de maairobot handmatig terug.
•
De laadtoestand van de accu daalt onder
30%.
•
De dagelijkse werktijd is verstreken.
•
De regensensor heeft gereageerd.
•
De maairobot is oververhit.
•
Het begint te schemeren, waardoor de came-
ra-eenheid niet meer juist kan functioneren.
Dan gaat de maairobot op zoek naar de leikabel
(24) en rijdt dan automatisch tegen de klok in aan
de leikabel (24) tot aan het laadstation (19).
Tijdens het laadproces van de accu knippert
de accu-LED (55) van de maairobot groen. Als
de accu volledig is geladen, dan branden de
accu-LED (55) en de LED-indicatie (19a) aan het
laadstation (19) groen. Nadat de accu volledig is
opgeladen hervat de maairobot het werk weer, of
hij blijft tot aan het volgende werktijdvenster in het
laadstation (19).
Als er zich bij het terugrijden naar het laadstation
(19) een hindernis bevindt op de leikabel (24),
dan blijft de maairobot na meerdere pogingen
voor de hindernis staan en kan deze niet terug-
keren naar het laadstation (19). Verwijder alle
hindernissen op de leikabel (24).
Indien de temperatuur van de accu 45 °C over-
schrijdt, dan wordt het laadproces afgebroken om
schade aan de accu te vermijden. Nadat de tem-
peratuur weer is gedaald, wordt het laadproces
automatisch voortgezet.
Indien de temperatuur van de besturing van de
maairobot 65 °C overschrijdt, dan keert de maai-
robot terug naar het laadstation (19). Nadat de
temperatuur weer is gedaald, wordt het werk weer
hervat overeenkomstig de instellingen. Indien de
accu leeg raakt voordat de maairobot terugkeert
naar het laadstation (19), dan kan de maairobot
niet meer worden gestart. Breng de maairobot
terug naar het laadstation (19) en laat de hoof-
dschakelaar (7) ingeschakeld. De maairobot
wordt automatisch opgeladen.
5.5 Leikabel
OPGELET! Een doorgesneden leikabel en ge-
volgschade vallen niet onder de garantie!
5.5.1 Leggen van de leikabel
De leikabel (24) kan zowel op de grond als in de
grond worden gelegd. Bij harde of droge grond
kunnen de bevestigingshaken (23) bij het inslaan
NL
breken. Bevochtig het gras vóór het aanbrengen
van de leikabel (24) als de grond erg droog is.
•
Installatie op de grond
Leg de leikabel (24) vast op de grond en
bevestig hem met de meegeleverde beves-
tigingshaken (23). De positie van de leikabel
(24) kunt u in de eerste weken van de inzet
van de maairobot nog aanpassen. Na enige
tijd zal het gras echter over de leikabel (24)
zijn gegroeid en deze niet meer te zien zijn.
Installeer de leikabel (24) met een maximale
afstand van 1 m tussen de bevestigingshaken
(23). Vermijd situaties waarbij de leikabel (24)
niet op de grond rust. Zorg ervoor dat de lei-
kabel (24) niet door de maairobot kan worden
doorgesneden. De maairobot zal tijdens het
maaien met ingeschakeld maaiwerk over de
leikabel heen rijden.
•
Installatie in de grond
Graaf de leikabel (24) tot 5 cm diep in. Daar-
door wordt het beschadigen van de leikabel
(24) bijvoorbeeld bij het verticuteren of ver-
luchten verhinderd.
Opgelet!
Aangezien de leikabel (24) niet altijd aan de grens
van het gazon wordt gelegd, is het belangrijk om
de positie daarvan te noteren, om deze bij latere
werkzaamheden in de tuin niet te beschadigen.
Maak eventueel een schets of documenteer het
traject met foto's. Indien de leikabel (24) niet werd
ingegraven in de grond, dan mag u om een be-
schadiging te vermijden in de buurt van de leika-
bel (24) niet verticuteren en verluchten.
5.5.2 Installatie van de zoeklus
•
De leikabel (24) vormt een zoeklus, waarmee
de maairobot weer de weg terugvindt naar het
laadstation (19).
•
Leg de leikabel (24) min. 1 m vóór het laad-
station (19) en min. 0,5 m daarachter recht
(afbeelding 4a). Bochten vlak voor het laad-
station (19) kunnen tot moeilijkheden leiden
bij het aandokken om te laden.
•
Het minimum vlak dat de leikabel (24) insluit
moet minstens 5 m² bedragen (afbeelding
4a). Het wordt aanbevolen om de hele lengte
van de leikabel (24) te benutten en deze in-
dien mogelijk in een vierkant vlak te leggen.
De zoeklus moet zo worden uitgericht, dat de
maairobot vanuit elk deel van de tuin goed bij
het laadstation (19) kan raken.
•
De afstand tussen twee leikabels (24) moet
min. 0,8 m bedragen (afbeelding 4a).
•
De leikabel (24) mag zich niet kruisen.
- 249 -