Télécharger Imprimer la page

EINHELL FREELEXO CAM Instructions D'origine page 247

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 68
lyseert. De camera is daarbij gericht op de
ondergrond, waarmee objecten in het bereik
van het beeld met een maximale hoogte van
50 cm worden afgebeeld. Het te verwerken
beeldmateriaal wordt slechts lokaal en tijdelijk
opgeslagen in de maairobot en voortdurend
overgeschreven. De maairobot kan hindernis-
sen herkennen, en het werkterrein waar geen
gras meer groeit. Wanneer de maairobot op
een hindernis stuit of geen gras meer her-
kent, dan stopt hij en begint hij in een willek-
eurige richting verder te maaien. Omwille van
de camera-eenheid is het niet mogelijk dat de
maairobot in de schemering resp. 's nachts
werkt. Het gekozen werkvenster moet daarbij
overdag liggen wanneer er veel daglicht is,
opdat de maairobot zijn werk betrouwbaar
kan verrichten. Daardoor worden ook tijdens
de schemering actieve kleine dieren, zoals
bijv. egels, beschermd.
Afstandssensoren:
De maairobot is uitgerust met afstandssen-
soren (16), waarmee hij hindernissen op zijn
traject kan detecteren. Als de maairobot op
een hindernis stuit, dan stopt hij en begint hij
in een willekeurige richting verder te maaien.
Magneetbandsensor
De maairobot is uitgerust met een magneet-
bandsensor en herkent een op de grond lig-
gende magneetband (27). Als de maairobot
op een magneetband stuit, dan stopt hij en
begint hij in een willekeurige richting verder
te maaien. De magneetband dient als virtuele
grens, waardoor zones van de tuin kunnen
worden ingericht, waar de maairobot niet mag
maaien.
Regensensor:
De maairobot is uitgerust met een regensen-
sor (5) om te verhinderen dat de robot in de
regen werkt. De maairobot keert terug naar
het laadstation (19) wanneer er regen wordt
herkend, en wordt daar compleet opgeladen.
Nadat de regensensor (5) weer is gedroogd
hervat hij het werk weer, mits hij zich nog
in een actief tijdvenster bevindt. Als de re-
gensensor (5) heeft gereageerd, dan brandt
de regensensor-LED (53). Sluit de beide
metaalsensoren niet kort met metaal of een
ander geleidend materiaal. Hierdoor wordt de
correcte werking van de maairobot negatief
beïnvloed.
GNSS-module
De maairobot bepaalt zijn positie en de po-
sitie van het laadstation (19) via een globale
satellietnavigatie (GNSS). Dit helpt de maai-
NL
robot om de weg terug naar het laadstation
(19) te vinden. Via de GNSS-module kan de
maairobot de lokale tijden voor zonsopgang
en ondergang vaststellen, waardoor hij niet ti-
jdens de schemering of 's nachts kan maaien.
Daardoor kan de maairobot met zijn camera-
eenheid (15) betrouwbaar werken. Met de
GNSS-module bepaalt de maairobot op elk
moment zijn afstand tot het laadstation (19).
De maairobot mag zich maximaal 1000 m
van het laadstation (19) verwijderen, anders
brandt de GNSS-LED (54) geel kan hij niet
worden ingezet in de hoofdvlak-modus. Voor
het bedrijf in de nevenvlak-modus is de af-
stand tot het laadstation (19) niet relevant.
5.3 Voorbereiding
Als het gras hoger is dan 60 mm, dan moet het
worden gekort om de maairobot niet overmatig te
belasten en de effi ciëntie niet te verlagen. Gebru-
ik daarvoor een conventionele grasmaaier of een
trimmer. Verwijder alle losse voorwerpen die door
de maairobot kunnen worden beschadigd of die
de robot kunnen beschadigen, van het gras.
Controleer het maaiterrein en de grenzen van
het gazon, en zones die niet gemaaid hoeven te
worden. In de volgende hoofdstukken van deze
gebruiksaanwijzing vindt u informatie hoe u een-
duidig grenzen van het gazon kunt vastleggen en
bepaalde bereiken kunt beschermen. Sommige
hindernissen kunnen door de maairobot vroeg-
tijdig worden herkend en hoeven niet met veel
moeite te worden afgezet.
Houd de volgende gereedschappen bij de hand:
hamer, tang, isolatietang en waterpas (optioneel).
5.3.1 Berekening van de helling van het ga-
zon
De maairobot kan hellingen tot maximaal 25%
aan. Vermijd daarom steilere hellingen. De helling
kan met de overwonnen hoogte aan de hand van
de afstand worden vastgesteld (afbeelding 3a).
Voorbeeld: a/b = 25 cm/100 cm = 25 %
5.3.2 Montage van de accu
Voor de inzet van de maairobot is een accu (A)
van de Power-X-Change serie nodig. Opgelet: de
accu (A) kan al naargelang modelvariant niet zijn
meegeleverd met uw maairobot. Open het deksel
van het accuvak (9). Druk op de grendelknop van
de accu (A) en schuif de accu (A) in de daartoe
voorziene houder. Sluit het deksel van het accu-
vak (9) en let erop dat dit correct vastklikt (afbeel-
ding 3b). Om de accu (A) te verwijderen opent u
- 247 -

Publicité

loading

Ce manuel est également adapté pour:

34.139.90