5.9 Grenzen van de tuin en de kwaliteit daar-
van
Om het betrouwbare bedrijf van uw maairobot
zonder een begrenzingsdraad te garanderen con-
troleert deze de grenzen van het maaigebied met
de camera-eenheid (15). De camera-eenheid (15)
analyseert het ervoor gelegen maaiterrein (ca.
1m²). Als de maairobot stuit op een grens van het
maaigebied, dan kan hij aan de hand van parame-
ters een grenswaarde van de kwaliteit berekenen.
5.9.1 Initialiseringsrit - Inbedrijfstelling
Zorg ervoor dat de accu van de maairobot aan het
begin van de initialiseringsrit volledig is geladen.
Zo kan de maairobot de bepaling van een referen-
tiewaarde in één rit afsluiten. Als één acculading
niet volstaat voor de initialiseringsrit, dan rijdt de
maairobot zelfstandig terug naar het laadstation
(19) en zet hij zijn rit na een laadproces automa-
tisch voort.
Voor de bepaling van de betrouwbaarheid van de
grenzen van het maaiterrein moet voor de inzet
van de maairobot voor elke zone een individuele
referentiewaarde worden vastgelegd.
Om de referentiewaarde te bepalen beweegt
de maairobot zich zoals gewoonlijk binnen het
maaigebied in een willekeurige richting. Als de
maairobot op een grens of een hindernis stuit,
dan stopt hij en evalueert het voor hem liggende
maaiterrein. Vervolgens beweegt de maairobot
zich in een toevallige richting voort. Om veilig-
heidsredenen gebeurt de initialiseringsrit met
uitgeschakeld maaiwerk.
Als de maairobot stuit op een grens van het maai-
terrein, dan wordt dit geëvalueerd en de leikabel-
LED (56) licht op. Daarbij signaleert groen een
betrouwbare grens van het maaigebied en geel
een onzekere grens. De maairobot geeft de kwa-
liteit van een grens van het gazon zowel tijdens de
initialiseringsrit als tijdens het automatisch bedrijf
aan.
Voor een betrouwbare bepaling van de referen-
tiewaarde zijn minstens 200 contacten met een
grens van de maaizone nodig. Na meer dan 200
contacten wordt de kwaliteitswaarde van de grens
gecontroleerd op zijn betrouwbaarheid. Als de
maairobot beslist dat de waarde nog niet betrouw-
baar genoeg is, dan zet hij zijn initialiseringsrit nog
eens 200 contacten voort.
Als de initialiseringsrit succesvol was en een
betrouwbare kwaliteitswaarde van de grens kon
worden vastgesteld, dan begint de maairobot het
maaigebied conform de instelling van zijn maaitij-
den te maaien.
Als er geen betrouwbare referentiewaarde kon
NL
worden vastgelegd, dan stopt de maairobot en
knippert de leikabel-LED (56) rood. Controleer
de grenzen van het maaibereik en corrigeer
grenzen die niet eenduidig van de maaizone kun-
nen worden onderscheiden. Zorg ervoor dat het
maaigebied zich duidelijk onderscheidt van de
omgeving daarvan. Verwijder eerst de opgeslagen
referentiewaarde (zie 5.9.4), om vervolgens de
initialisering te herhalen.
5.9.2 Controle van de kwaliteit van de grens
tijdens het bedrijf
In het automatisch bedrijf van de maairobot
controleert deze in regelmatige intervallen of de
huidige kwaliteitswaarde van de grens van de
maaizone in vergelijking met zijn referentiewaar-
de is veranderd. Zodra de maairobot zich in het
laadstation (19) bevindt wordt via de leikabel-LED
(56) de betreff ende status, die van de als laatste
vastgelegde referentie-kwaliteitswaarde van de
grens, weergegeven. Daarbij wordt deze verg-
eleken met de in de initialiseringsrit vastgelegde
grenswaarde.
Leikabel-LED (56) brandt groen:
De maairobot bevindt zich in het laadstation (19)
of in de buurt van een zoeklus en de afwijking tot
de referentie-kwaliteitswaarde is gering.
Leikabel-LED (56) knippert geel:
De maairobot bevindt zich in het laadstation (19)
of binnen de zoeklus en de afwijking tot de refe-
rentie-kwaliteitswaarde is verslechterd.
Leikabel-LED (56) knippert rood:
De maairobot bevindt zich in het laadstation (19)
of binnen de zoeklus en de afwijking tot de refe-
rentie-kwaliteitswaarde is te groot. De maairobot
blijft in het laadstation (19). Controleer de grenzen
het maaiterrein. Verwijder daarna de referentie-
waarde (zie 5.9.4) en voer en nieuwe initialisering
van de kwaliteitswaarde van de grens uit.
Leikabel-LED (56) is uit:
•
De leikabel (24) is niet juist aangesloten of
werd beschadigd.
•
De stroomtoevoer van het laadstation (19)
werd onderbroken.
•
De maairobot bevindt zich buiten de zoeklus.
- 253 -