MedComp DIGNITY Instructions D'utilisation page 79

4. Voer de kathetertip in het vat op.
5. Trek de aderpik terug, indien gebruikt.
6. Voer de katheter op in het bloedvat naar de gewenste infuusplaats.
Opmerking: Katheters dienen zodanig te worden gepositioneerd
dat de kathetertip zich bij de vertakking van de vena cava superior
en het rechteratrium bevindt. Verifieer de juiste plaats van de
kathetertip met behulp van fluoroscopie of geschikte technologie.
Katheters mogen niet worden verstopt of afgesneden bij het gebruik
van hechtingen om de katheter vast te zetten.
PERCUTANE PROCEDURE
1. Plaats de patiënt in de Trendelenburg-positie met het hoofd bij de
beoogde venapunctieplaats vandaan gedraaid.
2. Zoek het gewenste bloedvat op met behulp van een kleine ga naald
bevestigd aan een spuit. Zie het gedeelte 'Waarschuwingen' waarin
katheterafknijping wordt beschreven indien de katheter via de
subclaviale ader wordt ingebracht.
3. Bevestig de introductienaald aan de injectiespuit en breng deze in
het bloedvat naast de kleine ga naald. Verwijder de kleine ga naald.
4. Aspireer voorzichtig terwijl inbrenging tot stand wordt gebracht.
Als de slagader wordt binnengegaan, de naald terugtrekken en
met de hand een paar minuten druk toepassen. Als de pleurale
ruimte wordt binnengegaan, de naald terugtrekken en de patiënt
beoordelen op mogelijke pneumothorax.
5. Wanneer de ader is binnengegaan, de spuit verwijderen en de
naald op zijn plaats laten. Plaats een vinger over het aanzetstuk
van de naald om bloedverlies en het risico van luchtaspiratie te
minimaliseren. Het risico van luchtaspiratie wordt verminderd
door dit deel van de procedure uit te voeren terwijl de patiënt de
Valsalva-manoeuvre uitvoert.
6. Indien een micropunctieset wordt gebruikt, het flexibele uiteinde
van de voerdraad in de naald steken. Voer de voerdraad zover
als gepast is op. Controleer de juiste plaatsing, met behulp van
fluoroscopie of echo. Trek de naald voorzichtig terug en verwijder
deze terwijl u de voerdraad op zijn plaats houdt.
Let op: Als de voerdraad moet worden teruggetrokken terwijl de
naald is ingebracht, verwijder dan de naald en de draad als één
geheel om te voorkomen dat de naald de voerdraad beschadigt of
doet breken. Voer de kleine huls en dilatator samen op zoals van
toepassing. Trek de dilatator en de voerdraad terug en laat de huls
op zijn plaats.
Waarschuwing: Plaats een duim over de opening van de huls om
bloedverlies en het risico van luchtembolie te minimaliseren.
7. Maak de 'J'-tip van de voerdraad recht met een tip-straightener en
steek het tapse uiteinde van de tip-straightener in de naald.
8. Verwijder de tip-straightener en voer de voerdraad op in de vena
cava superior. Voer de voerdraad zover op als gepast is voor de
procedure. Verifieer de juiste plaatsing met behulp van fluoroscopie
of geschikte technologie.
-77-