Voor stelen van 220 mm is aanvullende proximale fixatie/ondersteuning vereist . Voor gevallen met proximaal
botverlies of proximaal bot van slechte kwaliteit wordt bottransplantatie of een andere aanvullende proximale
fixatie/ondersteuning geadviseerd om een stabiel implantaat te verkrijgen. Het is van belang dat de prothese
niet distaal gefixeerd wordt zonder proximale ondersteuning.
Men dient ervoor te zorgen dat de botschroeven niet te strak aangedraaid worden. Zorg dat de juiste lengte
botschroef en de juiste locatie worden gebruikt om schade aan het onderliggende zachte weefsel te voorkomen.
Bij het gebruik van de omgekeerde anatomische configuratie dient men ervoor te zorgen dat de
bevestigingsschroef niet scheef ingedraaid of te strak aangedraaid wordt en zich geheel in de axiale uitsparing van
de corresponderende koepel met omgekeerde anatomie bevindt. Als de schroef niet geheel in de uitsparing past
of geen verbinding maakt met het glenoïde dient de positie van de koepel gecontroleerd te worden voordat de
schroef opnieuw aangebracht wordt.
De componenten dienen alleen gebruikt te worden in combinatie met andere compatibele componenten van het
VAIOS
®
Schoudersysteem, met corresponderende tapse verbindingen.
Tijdens het vaststellen van het bewegingsbereik is het belangrijk dat de stabiliteit van het gewricht gecontroleerd
wordt.
Postoperatief
Artsen dienen hun patiënten bewust te maken van de belastingbeperkingen van het implantaat en zorg te dragen
voor consistente postoperatieve zorg door een naar behoren gekwalificeerde zorgverlener. De incidentie en ernst
van de complicaties zijn normaal gesproken groter bij chirurgische revisies dan bij primaire operaties. Vroege
detectie van een dreigende complicatie geeft de mogelijkheid tijdige en effectieve maatregelen te treffen.
Postoperatieve zorg dient erkende procedures te omvatten en de informatie van de operatietechniek in acht te
nemen, en te worden gedocumenteerd volgens interne ziekenhuisprocedures. Als dit niet wordt gedaan kan dit
leiden tot slechte uitlijning, vertraagde heling van de wond/het bot, falen van het implantaat, infectie of
verminderde functionaliteit van het gewricht.
Bijwerkingen
Zoals bij alle grote chirurgische ingrepen kunnen er bijwerkingen en ongewenste voorvallen optreden. Sommige
van de meest voorkomende complicaties zijn:
Problemen die voortkomen uit de anesthesie en de positionering van de patiënt (pijn, misselijkheid, enz.)
•
Problemen die voortkomen uit het gebruik van botcement (bijv. botcement implantatie-syndroom)
•
Infectie
•
Aseptisch loslaten van het implantaat
•
Glenoïde-erosie (specifiek voor VAIOS® Hemiartroplastiek)
•
Scapula-erosie (specifiek voor VAIOS® Reverse)
•
•
Dislocatie, subluxatie, onvoldoende bewegingsbereik
•
Schade aan zacht weefsel, manchetinsufficiëntie, instabiliteit, stijfheid
•
Breuk van het implantaat, het cement of het periprosthetisch bot
•
Allergie/overgevoeligheidsreacties
•
Cardiovasculaire embolie/longembolie, luchtweginfectie, veneuze trombose, neuronale disfunctie,
hematomen of vertraagde wondgenezing
Opslag en behandeling
De VAIOS schoudersysteemprotheses en geleidedraden worden steriel geleverd en zijn gesteriliseerd door
bestraling met gammastralen. Gooi geleidedraden voor eenmalig gebruik na gebruik weg. NIET opnieuw
steriliseren.
Implantaten gefabriceerd van UHMWPE kunnen NIET opnieuw gesteriliseerd worden.
IFU 155-032 (Issue 13)
March 2023
VAIOS® Schouldersysteem
Netherlands
Page 85 of 146