Auto's en andere apparatuur. Patiënten mogen niet autorijden of andere gemotoriseerde
voertuigen of mogelijk gevaarlijke machines/apparatuur bedienen als de therapeutische
stimulatie is ingeschakeld. De stimulatie moet eerst worden uitgeschakeld. Er kunnen plotselinge
stimulatieveranderingen optreden die u kunnen afleiden bij het autorijden of bedienen van
apparatuur.
Na de operatie. Het is belangrijk om gedurende twee weken na de operatie uiterst voorzichtig
te zijn, zodat de geïmplanteerde onderdelen de kans krijgen door het lichaam te worden
opgenomen en de operatiewond kan helen:
•
Til geen voorwerpen die zwaarder zijn dan 2,27 kilo.
•
Lever geen lichamelijke inspanningen als draaien, bukken of klimmen.
•
Reik niet met uw armen boven uw hoofd als nieuwe leads zijn geïmplanteerd.
U kunt bij het helen van de operatiewond tijdelijk pijn voelen in het implantaatgebied. Als de pijn
na twee weken aanhoudt, neemt u contact op met uw arts.
Als het gebied rond de wond erg rood wordt, dient uw arts te controleren of er sprake is van een
infectie waarvoor behandeling is vereist. In zeldzame gevallen kunnen negatieve weefselreacties
tegen het geïmplanteerde materiaal optreden.
Zorg dat u uw arts raadpleegt voordat u uw levensstijl aanpast doordat u minder pijn hebt.
Locatie van stimulator. Probeer nooit de richting van de stimulator te wijzigen of de stimulator
om te keren. Speel niet met de stimulator. Als de stimulator in uw lichaam draait, kan deze
niet worden opgeladen. Als u denkt dat het hulpmiddel is gedraaid of als de stimulatie niet kan
worden ingeschakeld na het opladen, neemt u contact op met uw arts voor een afspraak om het
systeem te controleren. In sommige gevallen kan de huid over uw stimulator na verloop van tijd
erg dun worden. In dat geval dient u contact op te nemen met uw arts.
Locatie van de lead. In bepaalde gevallen kan een lead van de oorspronkelijke locatie losraken
en kan stimulatie van het bewuste pijngebied verloren gaan. Als dit gebeurt, raadpleeg dan
uw arts die de stimulatie mogelijk kan herstellen door de stimulator in de kliniek opnieuw te
programmeren of door de lead tijdens een andere operatie opnieuw te plaatsen.
Defect apparaat. Stimulatoren kunnen elk moment uitvallen als gevolg van willekeurige
storingen van de onderdelen, slechte batterijwerking of breuk van een lead. Als het hulpmiddel,
ook na volledig opladen (maximaal vier uur), niet meer werkt, schakelt u de stimulator uit en
neemt u contact op met uw arts om het systeem te controleren.
Opslag, behandeling en transport. Stel de onderdelen van de afstandsbediening en het
oplaadsysteem niet bloot aan extreem hoge of lage temperaturen. Laat de hulpmiddelen niet
gedurende langere perioden in uw auto of buiten achter. De gevoelige elektronica kan beschadigd
raken door temperatuurextremen, met name grote hitte. Voor een juiste werking van de oplader
mag deze niet worden gebruikt bij omgevingstemperaturen boven 35 °C (95 °F).
Veiligheidsinformatie
Handleiding voor artsen
91173656-02
297 van 385