8. Kenmerken
Osseo 100+ is een instrument om de stabiliteit (ISQ) van
tandheelkundige implantaten te meten. Het instrument meet
de resonantiefrequentie van een MulTipeg en levert deze als
een ISQ-waarde. De ISQ-waarde, 1-99, geeft de stabiliteit van
het implantaat weer - hoe hoger de waarde, hoe stabieler het
implantaat.
Het instrument meet de ISQ-waarde met een precisie van
+/- 1 ISQ-eenheid. Bij montage op een implantaat kan de
resonantiefrequentie van de MulTipeg tot 2 ISQ-eenheden
variëren, afhankelijk van het aandraaimoment.
Door de Osseo 100+ op een koppelbaar instrument (beschreven
in paragraaf 19) aan te sluiten, worden de ISQ-waarde en
batterijstatus overgedragen. Raadpleeg voor meer informatie
de handleiding van het koppelbare instrument en paragraaf
"14. Gebruik" hieronder.
Waarschuwing: Gebruik van deze apparatuur
naast of in combinatie met andere apparatuur moet
worden vermeden, omdat dit kan leiden tot onjuiste
werking.
9. MulTipeg
De MulTipeg is gemaakt van titanium en heeft een
geïntegreerde grip voor de MulTipeg Driver aan de bovenkant.
Inspecteer de MulTipeg vóór gebruik op beschadigingen.
Beschadigde MulTipegs mogen niet gebruikt worden vanwege
het risico op foutieve metingen.
Er zijn verschillende MulTipegs verkrijgbaar voor verschillende
implantaatsystemen en -types. Raadpleeg de geüpdatete lijst
van de leverancier.
Metingen mogen alleen worden uitgevoerd met de
correcte MulTipegs. Het gebruik van de verkeerde
MulTipeg kan foutieve metingen of schade aan de
MulTipeg of het implantaat veroorzaken.
Het instrument zendt korte magnetische pulsen
uit met een pulsduur van 1 ms en een sterkte van
+/- 20 gauss, op 10 mm van de instrumenttip.
Voorzorgsmaatregelen kunnen nodig zijn als u het
instrument gebruikt in de buurt van pacemakers
of andere apparatuur die gevoelig is voor
magnetische velden.
10. Technische werking
Om de MulTipeg in trilling te brengen, worden korte
magnetische pulsen vanuit de instrumenttip verzonden. De
magnetische pulsen interageren met de magneet in de MulTipeg
en brengen de MulTipeg aan het trillen. Een ontvanger in het
instrument vangt het wisselende magnetische veld van de
trillende magneet op, berekent de frequentie en daaruit de
ISQ-waarde.
11. ISQ-waarde
De stabiliteit van het implantaat wordt weergegeven als
een "ISQ-waarde". Hoe hoger de waarde, hoe stabieler het
implantaat. De ISQ wordt beschreven in talrijke klinische
studies. Een lijst met studies kan bij de leverancier worden
aangevraagd.
12. Stabiliteit van het implantaat
Een implantaat kan verschillende stabiliteiten hebben in
verschillende richtingen. Zorg ervoor dat u vanuit verschillende
richtingen meet rond de bovenkant van de MulTipeg.
Het wordt ten zeerste aanbevolen om de ISQ-waarde te
meten op het moment dat het implantaat wordt geplaatst, om
een uitgangswaarde te hebben voor toekomstige metingen.
Wanneer de ISQ in een later stadium wordt gemeten, zal een
verandering in de ISQ-waarde een verandering in de stabiliteit
van het implantaat betekenen. Op deze manier zal de progressie
van de ISQ ondersteuning bieden bij de beslissing wanneer het
implantaat belast moet worden.
Opmerking: De stabiliteitswaarde is een extra parameter
om te bepalen wanneer het implantaat belast kan worden.
De uiteindelijke beslissing over de behandeling is de
verantwoordelijkheid van de arts.
13. Batterijen & opladen
Het instrument bevat 2 NiMH-batterijen die voor gebruik
opgeladen moeten worden. Volledig opladen duurt ongeveer
3 uur bij 20 °C of 68 °F. Warmere kamertemperaturen verlengen
de oplaadtijd. Als het instrument volledig is opgeladen, kan
het 60 minuten lang continu meten voordat het opnieuw moet
worden opgeladen. De gele led gaat branden als de batterij moet
worden opgeladen. De gele led knippert wanneer de batterij een
kritiek laag niveau bereikt. Wanneer de batterij een kritiek laag
niveau bereikt, zal het instrument automatisch uitschakelen.
Wanneer de batterijen worden opgeladen, brandt de blauwe led.
Zodra de batterijen volledig zijn opgeladen gaat het lampje
uit. De oplader mag tijdens het meten niet op het stopcontact
aangesloten zijn vanwege het risico op interferentie van de
voedingskabel, waardoor de meting bemoeilijkt wordt.
14. Gebruik
14.1 Instrument aan/uit
Druk op de bedieningstoets om het instrument in te schakelen.
Er klinkt een korte pieptoon, waarna alle displaysegmenten even
oplichten. Controleer of alle displaysegmenten branden.
Als er tijdens het opstarten een foutcode (EX, waarbij "X"
het foutnummer is) wordt weergegeven, raadpleeg dan de
paragraaf "Probleemoplossing".
Druk op de bedieningstoets om het uit te schakelen. Het
instrument wordt na 30 seconden inactiviteit automatisch
uitgeschakeld.
14.2 Meting Osseo 100+
Een MulTipeg (afb. 3) wordt op het implantaat gemonteerd met
behulp van de MulTipeg Driver (afb. 2). Draai met de hand vast
met een aanhaalmoment van 6-8 Ncm. Schakel het instrument
in en houd de punt dicht bij de bovenkant van de MulTipeg (afb.
5). Als er een signaal wordt ontvangen, klinkt er een pieptoon en
wordt de ISQ-waarde kort op het display weergegeven voordat
het instrument opnieuw begint te meten.
Als er elektromagnetische ruis aanwezig is, kan het instrument
niet meten. De waarschuwing voor elektromagnetische ruis is
zowel hoorbaar als zichtbaar op het display. Probeer de bron
van de ruis te verwijderen. De bron kan elektrische apparatuur
in de buurt van het instrument zijn. Wanneer een ISQ-waarde
wordt weergegeven, wordt deze tegelijkertijd via Bluetooth
naar het gekoppelde instrument verzonden als er een Bluetooth-
verbinding is gemaakt (zoals gespecificeerd in paragraaf 14.3.1).
Gebruik altijd een draad, zoals flosdraad, om de
MulTipeg Driver vast te zetten als u intra-oraal
werkt.
14.3 ISQ Bluetooth overdracht
Aansluiting op andere apparatuur kan resulteren in niet-
geïdentificeerde risico's voor patiënten, gebruikers of anderen.
Het identificeren, analyseren, evalueren en beheersen van deze
risico's is de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Wijzigingen
aan dit of het gekoppelde apparaat kunnen nieuwe risico's
introduceren die extra analyse vereisen.
14.3.1 Bluetooth-koppeling
Om Bluetooth-gegevensoverdracht tot stand te brengen, moet
het instrument gekoppeld worden met een instrument dat
gekoppeld kan worden. Het koppelen hoeft maar één keer te
gebeuren. Zie paragraaf 19 voor een lijst van instrumenten die
gekoppeld kunnen worden.
Om te koppelen, schakelt u het instrument in en houdt u de
toets minstens 3 seconden ingedrukt totdat het instrument
in de koppelingsmodus komt, er wordt "PA" op het display
weergegeven en de pieper klinkt tijdens het koppelen. Om de
koppelingspoging af te breken, drukt u nogmaals op de toets.
Wanneer het koppelen voltooid is, hoort u een pieptoon en
starten de metingen. Na 2 minuten koppelingspogingen zonder
75
5
5
Nederlands
Nederlands