1.14 Start nooit een bevroren batterij. Zorg ervoor dat de interne batterij van het
apparaat niet kan bevriezen.
1.15 Sluit het apparaat nooit aan op een batterij of starter die in kortsluiting is.
1.16 Gebruik het apparaat niet om een voertuig te starten terwijl de interne batterij
wordt opgeladen.
1.17 Houd juwelen uit de buurt. Verwijder persoonlijke metalen voorwerpen
zoals ringen, armbanden, halskettingen en horloges wanneer u met een
loodzuurbatterij werkt. Een loodzuurbatterij kan een kortsluitstroom
produceren die hoog genoeg is om een ring of iets dergelijks aan metaal te
lassen, waardoor een ernstige brandwonde ontstaat.
1.18 Houd het apparaat uit de buurt van gereedschap. Wees extra voorzichtig en
beperk op die manier het risico dat er een metalen stuk gereedschap op de
batterij valt. Dit kan leiden tot vonken of kortsluiting van de batterij of een
ander elektrisch onderdeel, wat een explosie kan veroorzaken.
1.19 Laat nooit klemmen tegen elkaar komen of in contact komen met hetzelfde
stuk metaal.
1.20 Probeer eventueel iemand in de buurt te hebben die u te hulp kan schieten
wanneer u met een loodzuurbatterij werkt.
1.21 Als accuzuur in contact komt met uw huid of kleding, moet u die zone
onmiddellijk gedurende ten minste 30 minuten met water spoelen. Als er zuur
in uw ogen komt, spoel ze dan onmiddellijk met stromend water gedurende
ten minste 10 minuten en zoek onmiddellijk medische hulp.
1.22 Als accuzuur per ongeluk wordt ingeslikt, mogen er geen braakneigingen
opgewekt worden. Zoek onmiddellijk medische hulp.
1.23 Bepaal de spanning van de batterij aan de hand van de handleiding van het
voertuig en controleer of de uitgangsspanning van het apparaat correct is.
1.24 Plaats de uitgangskabels zodanig dat het risico van beschadiging door de
motorkap, deur en bewegende of hete motoronderdelen wordt beperkt.
Indien de motorkap gesloten moet worden tijdens de jumpstart, zorg er dan
voor dat de motorkap het metalen deel van de accuklemmen niet raakt of de
kabelisolatie niet doorsnijdt.
1.25 De batterijklem die niet met het chassis is verbonden, moet eerst worden
aangesloten. De andere aansluiting moet op het chassis worden gemaakt, ver
van de batterij en de brandstofleiding.
1.26 Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor reiniging en onderhoud.
2. ALGEMENE INFORMATIE
2.1 Beschrijving
Afhankelijk van het model - Zie pagina's 2-3-4:
1.
Voltmeter
2.
Drukknop voor voltmeter
3.
4-polige laadstekker
4.
5-polige laadstekker
5.
Zoemer – alarm bij omgekeerde
polariteit
6.
Spanningskeuzeschakelaar
7.
Connector 12 V
8.
Connector 24 V
9.
Spanningsdetectie
10. Hulpconnector
11.
Stroomzekering (300 A of 500 A)
12. Reservezekering
13. Waterstofuitlaat
14. Sigarettenaanstekeraansluiting 12 V
15. Zekering 16 A
- 107 -