Voorbereiden Van De Ballon; Inbrengprocedure; Ontplooiingsprocedure; Verwijderingsprocedure En Voltooiing Van De Ingreep - Boston Scientific SYNERGY Mode D'emploi

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 21

voorbereiden van de ballon

stap Handeling
1.
Prepareer het vulinstrument/de injectiespuit met verdund contrastmiddel.
2.
Bevestig het vulinstrument/de spuit op de afsluiter; bevestig het vulinstrument/de spuit
op de vulpoort. Buig de hypotube niet wanneer u deze op het vulinstrument/de spuit
aansluit.
3.
Houd het stentsysteem verticaal met de tip naar beneden.
4.
Open de afsluiter naar het stentsysteem en oefen gedurende 15 seconden onderdruk
uit; laat de onderdruk daarna wegvallen om met contrastmiddel te kunnen vullen.
5.
Sluit de afsluiter naar het stentsysteem; druk alle lucht uit het vulinstrument/de spuit.
6.
Herhaal stap 4 t/m 6 totdat alle lucht is verwijderd. Gebruik het product niet als er
belletjes aanwezig blijven.
7.
Bevestig een gereedgemaakt vulinstrument op de afsluiter indien er een spuit is
gebruikt.
8.
Open de afsluiter naar het stentsysteem.
9.
Oefen geen druk uit.

Inbrengprocedure

stap Handeling
1.
Prepareer de vasculaire punctieplaats volgens de standaardprocedure.
2.
Dilateer de laesie/het vat van tevoren met een ballon met geschikte diameter.
3.
Oefen geen druk uit op het vulinstrument dat op het stentsysteem bevestigd zit.
4.
Bevestig het stentsysteem van achteren op het proximale gedeelte van de voerdraad,
terwijl de voerdraad in positie over de doellaesie wordt gehouden.
5.
Open de draaibare hemostaseklep geheel, zodat de stent onbelemmerd kan passeren
en beschadiging van de stent wordt voorkomen.
6.
Voer het stentsysteem voorzichtig verder op in de connector van de geleidekatheter.
Houd de hypotube recht. Zorg dat de geleidekatheter stabiel is voordat u het
stentsysteem verder opvoert in de a. coronaria.
opmerking: Indien u ongewone weerstand ondervindt voordat de stent uit de
geleidekatheter komt, mag de voortgang niet worden geforceerd. Weerstand
kan wijzen op een probleem. Het gebruik van overmatige kracht kan leiden tot
beschadiging van de stent of losraken van de stent van de ballon. Houd de voerdraad
op zijn plaats over de laesie en verwijder het stentsysteem en de geleidekatheter als
één geheel.
7.
Voer het stentsysteem onder rechtstreekse fluorescopische visualisatie over de voerdraad
op tot aan de doellaesie. Gebruik de proximale en distale radiopake ballonmarkering als
referentiepunten. Dek de gehele laesie en het met de ballon behandelde gebied af. De
stent dient het gezonde vat proximaal en distaal van de laesie voldoende af te dekken.
Indien de positie van de stent niet optimaal is, dient deze voorzichtig opnieuw te worden
verplaatst of verwijderd (zie ook voorzorgsmaatregelen, Het stentsysteem verwijderen -
voor ontplooiing). De binnenranden van de markeringsbanden geven zowel de plaats van
de stentranden als de ballonschouders aan. De stent mag niet worden geëxpandeerd als
deze niet goed in het doellaesiesegment van het vat is geplaatst.
opmerking: Als u tijdens het opvoeren naar de laesie (voordat de stent is
geïmplanteerd) ongewone weerstand ondervindt, moeten het stentsysteem en de
geleidekatheter als één geheel worden verwijderd (zie ook voorzorgsmaatregelen,
Het stentsysteem verwijderen - voor ontplooiing). Nadat het stentplaatsingssysteem
is verwijderd, mag het niet meer opnieuw worden gebruikt.
8.
Draai de draaibare hemostaseklep voldoende aan. De stent kan nu worden ontplooid.

ontplooiingsprocedure

stap Handeling
1.
Vul het plaatsingssysteem en expandeer de stent tot een druk van ten minste 11 atm - 1117 kPa.
Om optimale appositie van de stent tegen de arteriële wand te verkrijgen kan het gebruik
van een hogere druk noodzakelijk zijn. In de praktijk wordt over het algemeen een initiële
ontplooiingsdruk uitgeoefend waarmee de stent een binnendiameter van ongeveer 1,1 maal
de diameter van het distale referentievat bereikt (zie tabel 4). De ballondruk mag de nominale
barstdruk van 18 atm - 1827 kPa niet overschrijden voor de afmetingen 2,25–2,75 mm en
16 atm - 1620 kPa voor de afmetingen 3,00-4,00 mm niet overschrijden (zie tabel 4.).
2.
Handhaaf de vuldruk gedurende 15-30 seconden voor volledige expansie van de stent.
3.
Leeg de ballon door onderdruk uit te oefenen met het vulinstrument totdat de ballon
helemaal leeg is.
4.
Controleer de positie en ontplooiing van de stent met behulp van standaard
angiografietechnieken. Voor een optimaal resultaat moet het gehele stenotische
gedeelte van de arterie door de stent worden bedekt. Om de optimale
stentexpansiediameter in vergelijking met de diameter van de proximale en distale a.
coronaria te beoordelen, dient tijdens het expanderen van de stent fluorescopische
visualisatie te worden gebruikt. Bij optimale expansie maakt de stent overal volledig
contact met de arteriewand.
5.
Als de stentafmeting of -plaatsing verbetering behoeft, voert u de ballon van het
stentsysteem of een andere hogedrukballonkatheter van de juiste maat volgens
standaard-angioplastiektechnieken opnieuw op naar de gestente plaats.
6.
Vul de ballon tot de gewenste druk terwijl deze onder fluorescopie wordt geobserveerd.
Laat de ballon leeglopen (raadpleeg het productetiket en/of de meegeleverde
balloncompliantietabel).
7.
Als er meer dan één SYNERGY™-stent nodig is om de laesie en het doelgebied van
de ballon te overbruggen, dan is het raadzaam om, ter voorkoming van het risico van
restenose van het tussenliggende gedeelte de stents elkaar goed te laten overlappen.
Om te zorgen dat er geen tussenruimte tussen de stents ontstaat, moeten de
ballonmarkeringsbanden van de tweede SYNERGY-stent zich vóór expansie binnen de
ontplooide stent bevinden.
8.
Controleer nogmaals de stentpositie en het resultaat van de angiografieopname.
Herhaal het vullen van de ballon totdat optimale ontplooiing van de stent is verkregen, of
verwijder het stentplaatsingssysteem en vervang het door een grotere ballonkatheter
voor nadilatatie.

verwijderingsprocedure en voltooiing van de ingreep

stap Handeling
1.
Zorg dat de ballon volkomen leeg is voordat u het plaatsingssysteem verwijdert.
2.
Open de draaibare hemostaseklep volledig.
3.
Verwijder het plaatsingssysteem en handhaaf ondertussen de positie van de voerdraad
en de negatieve druk op het vulinstrument.
4.
Herhaal de angiografie om het gestente gebied te beoordelen.
5.
Als er geen toereikende expansie is bereikt, gebruik dan de oorspronkelijke
stentplaatsingskatheter of een andere ballonkatheter met de juiste ballondiameter om
een goede appositie van de stent tegen de vaatwand te verkrijgen.
• De stentplaatsingsballon kan worden gebruikt voor postdilitatie tot de in de
compliantietabel (tabel 4) vermelde stentdiameters.
• Er kan ook een ballonkatheter voor postlidatatie worden gebruikt om de stent tot
de in de onderstaande tabel vermelde postdilatatiegrenzen te expanderen.
Dilatatie van gestente segmenten na ontplooiing
voorzorgsmaatregel: Dilateer de stent niet verder dan de grenswaarden in de tabel
hieronder.
59
Black (K) ∆E ≤5.0

Publicité

Table des Matières
loading

Ce manuel est également adapté pour:

Monorail

Table des Matières