De werkelijke stijging in vivo zal naar verwachting minder zijn dan deze waarden omdat het
koelende effect van de bloeddoorstroming in het lumen van de stent en bloedperfusie in het
weefsel buiten de stent niet is ingecalculeerd.
temperatuurinformatie 1,5 tesla
Niet-klinische tests van RF-geïnduceerde verwarming werden uitgevoerd bij 64 MHz
in een Intera™ MR-scanner van 1,5 tesla van Philips Medical Systems, softwareversie
release 12.6.1.3, 2010-12-02, met spoel voor het hele lichaam. De locatie en oriëntatie van
de stents in het fantoom waren zodanig dat de slechtst mogelijke verwarming als gevolg
van radiofrequentie (RF) werd geproduceerd. Er werd gedurende 15 minuten RF-vermogen
toegepast en de gemeten conductiviteit van het fantoommateriaal bedroeg ongeveer
0,50 S/m. De met behulp van calorimetrie berekende gemiddelde SAR voor het fantoom
bedroeg 2,3 W/kg. De maximale berekende temperatuurstijging in vitro bedroeg 2,6 °C als de
plaatselijke SAR werd ingeschaald op 2,0 W/kg voor een gemeten stentlengte tot 74 mm. De
voorspelde verwarming in vivo op basis van deze niet-klinische tests en computersimulatie
van blootstelling van de patiënt aan de elektromagnetische velden tijdens MRI gaf
de volgende stijgingen in vivo te zien: voor een SAR gemiddeld over het hele lichaam van
2,0 W/kg voor oriëntatiepunten op borsthoogte bedroeg de berekende temperatuurstijging
2,6 °C met een berekende bovenste onzekerheidsgrens van 4,8 °C bij een ononderbroken
scanduur van 15 minuten.
De werkelijke stijging in vivo zal naar verwachting minder zijn dan deze waarden omdat het
koelende effect van de bloeddoorstroming in het lumen van de stent en bloedperfusie in het
weefsel buiten de stent niet is ingecalculeerd.
De plaatselijke SAR in vivo is afhankelijk van de MR-veldsterkte en kan afwijken van de
geschatte SAR gemiddeld over het gehele lichaam vanwege de lichaamssamenstelling, de
positie van de stent in het beeldveld en de gebruikte scanner. Dit kan van invloed zijn op de
daadwerkelijke temperatuurstijging. Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd met betrekking tot
de mogelijke stimulatie van zenuwen of andere weefsels die kunnen worden geactiveerd door
sterke magnetische velden met een gradiënt en de daaruit voortvloeiende inductiespanningen.
Informatie over beeldartefacten
Het berekende beeldartefact steekt bij een scan tijdens een niet-klinische test met
spinechosequentie ongeveer 7 mm buiten de omtrek van de diameter van het hulpmiddel en
5 mm voorbij beide uiteinden van de stent in lengterichting uit. Bij een gradiëntechosequentie
steekt het berekende beeldartefact 7 mm voorbij de omtrek van de diameter en 6 mm voorbij
beide uiteinden in lengterichting uit, waarbij beide sequenties het lumen gedeeltelijk bedekken
in een Intera (Achieva Upgrade) MR-systeem van 3,0 tesla van Philips Medical Solutions,
softwareversie 2.6.3.5 2009-10-12, met een zend-ontvangspoel voor het hoofd. Deze test werd
verricht volgens testmethode ASTM F2119-07.
behandeling met trombocytenaggregatieremmers voor en na de procedure
Het hulpmiddel brengt aanvullende risico's van acute, subacute of later optredende trombose,
vasculaire complicaties en/of bloedingen met zich mee. De patiënt moet daarom zorgvuldig
worden geselecteerd, en er moet na de ingreep een P2Y
ticlopidine, prasugrel of ticagrelor) worden voorgeschreven teneinde het risico op trombose
te verminderen. Tegelijk met de P2Y
-remmer en daarna zolang als nodig is, dient aspirine te
12
worden toegediend teneinde het risico op trombose te verminderen. Het SYNERGY™-ontwerp
heeft een lage initiële polymeerbelasting, een abluminale coating en biologisch afbreekbaar
polymeer, wat het risico op trombose en de noodzaak van langdurige tweeledige behandeling
met trombocytenaggregatieremmers kan verminderen. Wij raden de behandelend arts ten
sterkste aan om de aanbevelingen van de European Society of Cardiology (of andere, nationaal
geldende richtlijnen) te volgen met betrekking tot behandeling met aggregatieremmers vóór
en na de ingreep teneinde het risico van trombose te verlagen. Bij sommige patiënten kan het
verdedigbaar zijn om de behandeling met de P2Y
te staken.
Het is van groot belang dat de patiënt zich na de ingreep aan de adviezen voor de
behandeling met trombocytenaggregatieremmers houdt. Als de voorgeschreven therapie met
trombocytenaggregatieremmers voortijdig wordt afgebroken, kan dat leiden tot een verhoogd
risico van trombose, myocardinfarct of overlijden. Dit dient vóór de percutane coronaire
interventie (PCI) zorgvuldig door de behandelende artsen te worden overwogen voor
patiënten bij wie de behandeling met trombocytenaggregatieremmers mogelijk voortijdig zal
moeten worden gestaakt, bijvoorbeeld vanwege chirurgische of tandheelkundige ingrepen.
Black (K) ∆E ≤5.0
-remmer (bijv. clopidogrel,
12
-remmer na 3 maanden te onderbreken of
12
Patiënten bij wie de behandeling met trombocytenaggregatieremmers voortijdig dient te
worden gestaakt vanwege (de verwachting van) aanzienlijke spontane bloedingen, dienen
zorgvuldig te worden bewaakt op cardiale complicaties en dienen na stabilisatie zonder
uitstel de behandeling met trombocytenaggregatieremmers weer te hervatten.
Medicatie-interactie
Bij orale inname wordt everolimus extensief gemetaboliseerd door cytochroom P4503A4
(CYP3A4) in de darmwand en lever en is het een substraat voor de countertransporteur
P-glycoproteïne. Derhalve kunnen de absorptie en daaropvolgende eliminatie van everolimus
worden beïnvloed door medicijnen die ook op deze reactiepaden inwerken. Gelijktijdige
behandeling met sterke 3A4-inhibitoren en -inductoren wordt niet aanbevolen, tenzij de
voordelen groter zijn dan de risico's. Inhibitoren van P-glycoproteïne kunnen de uitstroom van
everolimus uit de darmcellen verlagen en de bloedconcentratie van everolimus verhogen. In
vitro was everolimus een concurrerende inhibitor van CYP3A4 en van CYP2D6 die potentieel
de concentratie van door deze enzymen geëlimineerde geneesmiddelen verhoogde. Ga dus
behoedzaam te werk als everolimus in combinatie met 3A4- en 2D6-substraten met een
lage therapeutische index wordt toegediend. Ook is aangetoond dat everolimus de klaring
van sommige voorgeschreven geneesmiddelen reduceert wanneer het oraal samen met
cyclosporine (CsA) wordt toegediend.
Wanneer everolimus als oraal medicijn wordt voorgeschreven, kan er een wisselwerking
optreden met de hieronder vermelde geneesmiddelen of stoffen:
opmerking: In onderstaande lijst staan de wisselwerkingen beschreven die bekend zijn voor
everolimus bij een orale toediening in aanzienlijk hogere doses dan die aanwezig zijn op het
SYNERGY-stentsysteem. De wisselwerkingen die zijn waargenomen bij deze hogere, orale
doses zijn mogelijk niet van toepassing op het SYNERGY-stentsysteem.
• CYP3A4-iso-enzyminhibitoren (ketoconazol, itraconazol, ritonavir, erythromycine,
clarithromycine, fluconazol, calciumantagonisten)
• CYP3A4-iso-enzyminductoren (rifampicine, rifabutine, carbamazepine, fenobarbital,
fenytoïne)
• antibiotica (ciprofloxacine, ofloxacine)
• glucocorticoïden
• HMGCoA-reductaseremmers (simvastatine, lovastatine)
• digoxine
• cisapride (theoretisch mogelijke wisselwerking)
• sildenafil (Viagra™) (theoretisch mogelijke wisselwerking)
• antihistaminica (terfenadine, astemizol)
• grapefruitsap
Aangezien de systemische everolimusspiegels in preklinische onderzoeken na twee dagen
onder de ondergrens voor detectie liggen, is er geen formeel onderzoek verricht naar de
medicatie-interactie voor het SYNERGY-stentsysteem. Daarom moet aandacht worden
besteed aan de potentiële systemische en lokale medicatie-interactie in de vaatwand bij
de beslissing een SYNERGY-stent te plaatsen bij een patiënt die een geneesmiddel gebruikt
waarvan bekend is dat het met everolimus interageert.
Gebruik bij speciale populaties:
zwangerschap
Dit product is niet getest bij zwangere vrouwen of bij mannen die voornemens zijn om vader
te worden; de effecten op de ontwikkeling van de foetus zijn niet onderzocht. Hoewel er
geen contra-indicaties zijn, zijn de risico's en gevolgen voor de voortplanting nog onbekend.
Aanbevolen wordt om het SYNERGY-stentsysteem niet te gebruiken bij vrouwen die proberen
zwanger te worden of zwanger zijn.
Gebruik van meerdere stents
De potentiële interactie van de SYNERGY-stent met andere geneesmiddel-eluerende of gecoate
stents is niet onderzocht. Patiënten mogen niet met meer dan 2 geplande SYNERGY -stents
worden behandeld. Er kunnen aanvullende stents worden geplaatst als noodstents vereist is.
Het gebruik van meerdere geneesmiddel-eluerende stents stelt de patiënten bloot aan grotere
hoeveelheden geneesmiddel en polymeer.
56