Bij het verlaten van de grondboor moet de motor
altijd worden uitgeschakeld.
9.
Reiniging en onderhoud
Reiniging
• Het is aan te bevelen het toestel direct na elk gebruik
te reinigen.
• Reinig het toestel regelmatig met een vochtige doek
en wat zachte zeep. Gebruik geen reinigings- of op-
losmiddelen; die zouden de kunststofcomponenten
van het toestel kunnen aantasten. Let er goed op dat
geen water in het toestel terechtkomt.
Onderhoud
Bij alle werkzaamheden aan de machine de bougiekap
wegtrekken en de bougie loskoppelen. (Hoogspanning)
Onderhoudsschema altijd in acht nemen
Dagelijks voor aanvang van de werkzaamheden
Brandstoftank en leidingen op dichtheid controleren
Bevestigingsonderdelen, uitlaatafdekking, luchtfilteraf-
dekking, tandwielsmering, bevestiging van de grondboor,
en functies van de bedieningselementen controleren.
Na 20 bedrijfsuren
Luchtfilter reinigen en bougie controleren
Na 100 bedrijfsuren
Brandstoftank reinigen en bougie vervangen
Na 300 bedrijfsuren
Luchtfilter vervangen
Belangrijke instructie bij reparatie:
Als de grondboor wordt geretourneerd voor repara-
tie dient u in acht te nemen dat deze om wille van vei-
ligheid vrij van olie en benzine moet worden geretour-
neerd aan het servicestation.
Let op!
Niet roken en geen open vuur.
Explosiegevaar
Luchtfilter (afb. 4 - 5)
Regelmatig reinigen van het luchtfilter voorkomt onjuist
functioneren van de carburateur.
Luchtfilter reinigen en luchtfilterinzet vervangen:
• Schroef (E) van de luchtfilterhuis (3) losmaken,
luchtfilterafdekking verwijderen en controleren.
• Beschadigd element vervangen.
• Vuil aan de binnenzijde van het filterhuis met een
schone, vochtige doek verwijderen.
• Schuimstoffilterinzet (F) voorzichtig verwijderen en
op beschadigingen controleren, zo nodig vervangen.
• Schuimstoffilterinzet (F) in warm water en milde zee-
poplossing reinigen. Grondig met schoon water na-
spoelen en goed laten drogen.
Let op!
Geen benzine of reinigingsoplosmiddelen gebruiken.
Explosiegevaar
• Schuimstoffilterinzet (F) plaatsen en het filterhuis
weer inbouwen.
De motor niet zonder of met een beschadigde lucht-
filterinzet laten draaien. Hierdoor kan schade aan de
motor ontstaan. In dit geval: voor hieruit voortvloeien-
de schade kan de fabrikant niet aansprakelijk worden
gesteld, het risico hiervoor ligt volledig bij de gebruiker.
Bougie (afb. 6 - 7)
De uitlaat/behuizing wordt tijdens gebruik zeer heet.
Afwachten tot de motor is afgekoeld.
NOOIT de hete motor vastgrijpen.
• Bougiekap (8) wegtrekken.
• Bougie (I) losdraaien en controleren.
• Isolator controleren. Bij schade zoals bijv. scheuren
of splinters: Bougie (I) vervangen.
• Bougie-elektroden met een draadborstel reinigen.
• Elektrodeafstand controleren en instellen. Afstand
0,75 mm.
• Bougie (I) vastschroeven en met de bougiesleutel
aandraaien.
• Bougiekap (8) op de bougie (I) plaatsen.
Let op dat tijdens het vervangen geen vuil in de cilin-
derkop terechtkomt.
Controleer de bevestiging van de bougie (I).
• Een losse bougie kan door oververhitting de motor
beschadigen.
• Een te strak aanhalen kan er voor zorgen dat het
schroefdraad op de cilinderkop wordt beschadigd.
Voor hieruit voortvloeiende schade kan de fabrikant
niet aansprakelijk worden gesteld, het risico hiervoor
ligt volledig bij de gebruiker.
www.scheppach.com
NL | 69