All manuals and user guides at all-guides.com
geleidingsdraad, huiderosie of stimulatie op de implantatieplaats. Manipulatie kan leiden
tot rotatie van het apparaat, waardoor een oplaadbare neurostimulator niet meer
opgeladen kan worden.
Voorzorgsmaatregelen bij activiteiten van de patiënt - Patiënten moeten voorzichtig
zijn met apparaten die een krachtig elektrisch of magnetisch veld genereren, en deze
apparaten mijden. Als de patiënt in de buurt komt van krachtige elektromagnetische
interferentievelden (EMI), kan de neurostimulator onbedoeld aan- of uitgezet worden. Het
systeem kan ook onverwacht ophouden te functioneren. Om die reden moet de patiënt
worden afgeraden activiteiten te ondernemen die gevaar kunnen opleveren als de
symptomen onverwacht zouden terugkeren. Voor aanvullende informatie over apparaten
die elektromagnetische interferentie genereren, kunt u contact opnemen met Medtronic.
Zie de contactgegevens achter in deze handleiding.
Duiken of gebruik van drukkamers - Patiënten mogen niet dieper onder water gaan dan
10 meter (33 ft). Ook mogen ze geen gebruikmaken van drukkamers met een druk hoger
dan 2,0 atmosfeer absoluut (ATA). Bij een grotere diepte dan 10 meter (33 ft) onder water
of bij een hogere druk dan 2,0 ATA kan het neurostimulatiesysteem beschadigd raken.
De patiënt dient de gevolgen van duiken of het gebruik van drukkamers vooraf met de
arts te bespreken.
Parachutespringen, skiën of bergwandelen - Grote hoogten hebben in het algemeen
geen invloed op de neurostimulator. De patiënt moet echter rekening houden met de
bewegingen die een geplande activiteit met zich meebrengen en voorzorgsmaatregelen
treffen om te voorkomen dat te veel kracht op het geïmplanteerde neurostimulatiesysteem
wordt uitgeoefend. De patiënt moet zich ervan bewust zijn dat tijdens parachutespringen
de geleidingsdraad van zijn plaats kan raken of kan breken door de plotselinge schok die
optreedt wanneer de parachute zich opent. Er is dan mogelijk een operatie nodig om de
geleidingsdraad te repareren of vervangen.
Ziekenhuis of medische omgeving
Voorafgaand aan een medische procedure moet de patiënt medisch personeel er altijd
van op de hoogte stellen dat bij hem of haar een neurostimulatiesysteem is
geïmplanteerd. Er kan interactie optreden tussen het neurostimulatiesysteem en voor de
procedure gebruikte apparatuur, zelfs wanneer beide goed werken.
De meeste diagnostische routineprocedures zoals röntgendoorlichting en röntgenfoto's
hebben normaal gesproken geen invloed op de werking van het systeem. Zendantennes
en andere voorzieningen die worden toegepast bij diagnostische en therapeutische
apparaten, kunnen echter vanwege de hogere energieniveaus wel de werking van het
DBS-systeem beïnvloeden.
Zie "Bijlage A: Elektromagnetische interferentie (EMI) en mechanische interferentie" op
blz. 99 voor meer informatie over elektromagnetische interferentie.
Om de effecten van EMI tot een minimum te beperken, wordt aanbevolen om bij sommige
procedures de neurostimulator tijdens de procedure uit te schakelen. De arts die opdracht
geeft voor de procedure, dient de implanterend arts of voorschrijvend arts te consulteren
om vast te stellen of de neurostimulator, uitgaande van de aandoening van de patiënt,
kan worden uitgeschakeld.
De implanterend of voorschrijvend arts dient de patiënt ook uit te leggen:
▪
Of het wel of niet veilig is om de neurostimulator uit te schakelen.
94 Nederlands Informatie voor voorschrijvend artsen 2017-05-01