Anlassen Des Motors Und Anfahren; Fahrbetrieb - Iseki TK527F Notice D'emploi

ANLASSEN DES MOTORS UND
ANFAHREN
(1) Beim Anlassen des Motors innerhalb eines
Gebaüdes auf ausreichende Belüftung achten,
da Abgase giftiges Kohlenmonoxid enthalten,
das tödliche Vergiftungen verursacht.
(2) Vor dem Anlassen des Motors darauf achten,
daß der richtige Gang eingelegt ist. Achten Sie
ebenso darauf, daß niemand in der Nähe des
Motors steht und daß Anbaugeräte sicher
angebracht sind.
Das Fahrzeug stets vom Fahrersitz aus
bedienen. Bei laufendem Motor -außer in
Notfällen -den Fahrersitz nicht verlassen.
(3) Vor dem Anfahren auf Personen, Tiere,
Hindernisse usw. im Bereich des Fahrzeugs
achten, um Personen- oder Sachschäden
auszuschließen. Niemals abrupt anfahren.

FAHRBETRIEB

(1) Vor Fahrten auf Straßen die beiden Brems-
pedale mit der Verriegelungsklinke verbinden.
Anderenfalls könnte der Traktor beim
Bremsen durch Blockieren eines Rades
umkippen.
(2) Vor dem Fahren auf Straßen die Differential-
sperre ausrücken, da anderenfalls der Traktor
in Kurven umkippen könnte.
(3) Bei hohen Geschwindigkeiten oder Ziehen
von Lasten keine zu engen Kurven fahren, um
ein Kippen des Traktors zu vermeiden.
(4) Auf unsicherem Grund wie z.B. auf unbefe-
stigten Straßen, im Gefälle, an Ufern oder
Böschungen oder im Gelände vorsichtig und
langsam fahren.
(5) Vermeiden Sie scharfe Kurven auf einem
Abhang, da der Traktor umkippen könnte.
Beim Bergauffahren den Wählbereichshebel
auf die angemessene Position stellen. So
langsam wie möglich anfahren.
Auf Steigungen niemals den Wählbereich
ändern.
SÉCURITÉ/SICHERHEIT/VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
(1) Zorg voor een behoorlijke ventilatie alvorens u
de motor in een afgesloten ruimte start, omdat
uitlaatgassen
bevatten dat dodelijke vergiftiging kan
veroorzaken.
(2) Zet de versnelling in de juiste stand en zorg dat
er zich niemand in de buurt van de tractor
bevindt, en dat de werktuigen veilig op de
tractor aangebracht zijn alvorens u de tractor
start. Bedien en bestuur de machine steeds
vanop de bestuurderszetel. Verlaat de
bestuurderszetel tijdens het gebruik van de
tractor nooit behalve bij gevaar.
(3) Alvorens u de tractor in beweging zet, let u het
best op de veiligheidsvoorwaarden rondom de
tractor om te vermijden dat u omstaanders
verwondt of eigendom beschadigt. Breng de
tractor nooit te bruusk in beweging.
VERPLAATSINGEN
(1) Bij het rijden op de openbare weg moeten de
rempedalen door middel van het klemplaatje
met elkaar verbonden worden, anders kan de
tractor kantelen aIs één wiel geblokkeerd
wordt.
(2) De tractor kan kantelen wanneer de differen-
tieelvergrendeling ingeschakeld is. Schakel ze
uit wanneer u op de openbare weg rijdt.
(3) De tractor kan kantelen wanneer u tijdens het
werk of bij verplaatsingen bochten te scherp
en te snel neemt.
(4) Wanneer u werkt op onstabiel terrein zoals
oneffen wegen, hellingen, wegen naast grep-
pels of waterlopen, of onbewerkte stukken
land, rij dan langzaam en voorzichtig.
(5) Neem geen scherpe bochten wanneer u zich op
een helling bevindt. De tractor kan kantelen.
Wanneer u een helling oprijdt, schakel de
versnellingspook in de gepaste versnelling.
Breng de tractor zo langzaam mogelijk in
beweging. Schakel onderweg nooit in een
andere versnelling wanneer u een helling
oprijdt.
giftig koolstofmonoxide
17