• Reifen, Reifenluftdruck und Festigkeit der
Radschrauben kontrollieren. Auf Anzeichen
von Undichtigkeiten achten und ggf.
beheben. Die Lenkung auf übermäßiges Spiel
untersuchen.
• Den Füllstand des Tanks prüfen. Es empfiehlt
sich, den Tank jeweils am Ende jedes
Arbeitstages aufzufüllen, um Kondensation
zu reduzieren und am nächsten Tag mit
vollem Tank beginnen zu können.
• Die Funktion von Beleuchtung, Fahrtrich-
tungsanzeiger und Blinklichtern prüfen. Bei
Straßenfahrt
auf
Warnschilder, -fahnen achten.
HINWEIS: Die Vorschriften hinsichtlich Warn-
blinklichter und Schilder für langsam
fahrende Fahrzeuge hängen vom Ort
ab. Die örtlichen Bestimmungen
befolgen.
ANLASSEN MIT STARTHILFEKABELN
Falls sich die Batterie des Traktors (A) entladen
hat, kann der Motor entsprechend Abb. 35 mit einer
Starthilfebatterie (B) oder der Batterie eines
anderen Fahrzeugs gestartet werden. Wie man
dabei vorgeht, ist nachfolgend erläutert.
die
vorgeschriebenen
UTILISATION/BETRIEB/WERKING
• Algemene controle van de banden, de
bandenspanning en de aandraaimomenten
van de wielbouten. Controleer op externe
tekens van lekken en corrigeer deze alvorens
u de tractor gaat besturen. Controleer ook of
er geen overmatige stuurspeling is.
• Controleer of er genoeg brandstof is. Het is
aangeraden de tank na elk gebruik bij te
vullen om condensvorming te voorkomen en
om bij het volgende gebruik over een voile
tank te kunnen beschikken.
• Controleer de werking van de lichten en de
gevaarknipperlichten. Zorg dat u het
verkeersteken voor "Langzaam verkeer"
aanbrengt wanneer de tractor over de
openbare weg moet.
OPMERKING: De vereisten omtrent de gevaar-
knipperlichten en het verkeers-
teken voor "Langzaam verkeer"
kunnen verschillen naargelang
de lokale verkeersvoorschriften.
Controleer de lokale veiligheids-
voorschriften.
STARTEN MET STARTKABELS
Wanneer de accu van de tractor leeg is (A), kunt u
de tractor toch starten met behulp van een hulpaccu
(B) of de accu van een ander voertuig (Fig.35).
Volg de procedures zoals hieronder beschreven.
85