Table des Matières
Publicité
Den Traktor NUR auf flachem Untergrund abstellen.
Beim Abstellen auf Steigungen beide Hinterräder
entsprechend Abb. 44 mit Keilen sichern.
VERWENDEN DER DIFFERENTIALSPERRE
Das Differential-Sperrpedal (Abb. 45) sollte nur
betätigt werden, wenn der Kraftschluß eines
Hinterrades stark beeinträchtigt ist. (Bei der HST-
Version befindet sich das Pedal wie in der
Abbildung auf der linken Seite.) Zum Sperren des
Hinterachsdifferentials
drücken und warten, bis die Hinterräder zum
Stillstand gekommen sind. Dann das Sperrpedal
betätigen und die Kupplung langsam kommen
lassen. Zum Ausrücken der Differentialsperre mit
dem Kupplungspedal auskuppeln. Dadurch sollte
das Differential-Sperrpedal automatisch in die
Ausrückstellung zurückkehren.
HINWEIS: Manchmal rückt die Differentialsperre
auf grund von Drehmomentsunterschie-
den zwischen linkem und rechtem Hinter-
rad nicht aus. In diesem Fall die
Bremspedale bei langsamer Fahrt
abwechselnd betätigen, damit die Diffe-
rentialsperre ausrückt und das Sperr-
pedal in die Ausrückstellung zurückkehrt.
a
VORSICHT: NIEMALS die Differen-
tialsperre auf hartem Untergrund oder im
Straßenverkehr einrücken. KEINESFALLS
die Differentialsperre einrücken, solange
ein oder beide Hinterräder drehen, da sonst
schwerste Schäden drohen.
ALLRADANTRIEB
Die Vorderachse ist als zuschaltbare Antriebsachse
ausgelegt. Das Ein- und Ausrücken des Vorder-
achsantriebes erfolgt über den Allradantrieb-
Schalthebel (Abb. 46) links am Fahrersitz.
WICHTIG: Vor dem Wechsel zwischen Zwei- und
Allradantrieb den Traktor stoppen
und zum Umschalten das Kupplungs-
pedal drücken.
Bei eingekuppeltem Vorderachsantrieb (Abb. 47)
resultiert eine unterschiedliche Geschwindigkeit an
Vorder- und Hinterrädern. Dies unterstützt die
Lenkbarkeit bei Allradantrieb.
das
Kupplungspedal
UTILISATION/BETRIEB/WERKING
Parkeer de tractor indien mogelijk ALTIJD op een
vlakke ondergrond. Als het noodzakelijk is dat u de
tractor op een helling parkeert, blokkeer dan beide
achterwielen, zoals aangegeven in Fig. 44.
DE DIFFERENTIEELVERGRENDELING BEDIENEN
U mag de pedaal voor de differentieelvergrendeling (Fig. 45)
alleen indrukken wanneer dat nodig is, omdat de ingescha-
kelde differentieelvergrendeling de stuurbewegingen groten-
deels beperkt. (Bij het HST-model staat de pedaal links,
zoals getoond.) Om de differentieelvergrendeling in te
schakelen, drukt u de koppelingspedaal in en brengt u de
achterwielen tot stilstand. Druk de pedaal voor de differen-
tieelvergrendeling in en schakel zachtjes de koppeling in.
Om de differentieelvergrendeling uit te schakelen drukt u de
koppelingspedaal in. De pedaal voor de differentieelvergren-
deling moet normaal gezien naar de OFF-stand terugkeren.
OPMERKING: Het kan voorkomen dat de pedaal
voor de differentieelvergrendeling
ingeschakeld blijft. Dit is toe te
schrijven aan het verschil in
moment op de achterwielen. In dit
geval drukt u, om de pedaal los te
maken, de rempedalen afwisselend
met de voet in terwijl de tractor
met zeer lage snelheid verder rijdt.
a
VOORZICHTIG: GEBRUIK de diffe-
rentieelvergrendeling NIET op harde
ondergrond of wanneer u de tractor op
de weg gebruikt. SCHAKEL de
differentieelvergrendeling NIET in
wanneer de achterwielen snel draaien
(of wanneer één achterwiel snel draait)
omdat dit zware schade kan veroorzaken.
VIERWIELAANDRIJVING
De tractoren beschikken over een mechanische
voorasoverbrenging. De hendel (Fig.46) aan de
linkerkant van de bestuurderszetel regelt het in- en
uitschakelen van de voorasoverbrenging.
BELANGRIJK:
Druk de koppelingspedaal in en breng
de tractor tot stilstand vooraleer u de
vierwielaandrijving in- of uitschakelt.
Wanneer de voorasoverbrenging in werking is
(Fig. 47), verschilt de snelheid van de voorwielen
van deze van de achterwielen. Dit gebeurt om het
sturen te vergemakkelijken wanneer de vierwiel-
aandrijving is ingeschakeld.
109
Publicité
Chapitres
Table des Matières
