Table des Matières
Publicité
WICHTIG: Den Anlasser KEINESFALLS länger
als 10 Sekunden betätigen. Zwischen
den Startversuchen den Anlasser
mindestens 20 Sekunden abkühlen
lassen. Bei laufendem Motor den
Zündschalter niemals auf "START"
drehen, da dies zu schweren Schäden
führt.
Sobald der Motor anspringt, sollten die Lade-
kontrolleuchte und die Motoröldruck- Warnleuchte
in der Anzeigenleiste (Abb. 38) erlöschen. Sollte
eine der Leuchten nicht erlöschen, den MOTOR
SOFORT AUSSCHALTEN und die Störungs-
ursache ermitteln.
HINWEIS: Falls der Motor auch nach mehrmaligen
Versuchen nicht anspringt oder läuft, den
Wartungsabschnitt in dieser Anleitung
lesen und ggf. das Kraftstoffsystem
entlüften.
ANLASSEN DES BETRIEBSWARMEN
MOTORS
Um einen betriebswarmen Motor zu starten, die
gleichen Schritte wie bei "Anlassen unter
Normalbedingungen" befolgen. Allerdings kann
Schritt 7 weggelassen werden, da ein Vorglühen
des warmen Motors nicht erforderlich ist.
AN LASSEN BEI KALTER WITTERUNG
Der Anlaßvorgang bei kalter Witterung erfolgt mit
folgenden Ausnahmen wie beim "Anlassen unter
Normalbedingungen":
1.
Längeres Vorglühen kann erforderlich werden.
Statt der üblichen 5 - 10 Sekunden muß der
Zündschalter eventuell für 10 bis 20 Sekunden
auf VORGLÜHEN gestellt werden, um die
Verbrennungsräume ausreichend vorzuheizen.
2.
Bei Temperaturen unter 4 °C empfiehlt es sich,
Dieselkraftstoff Nr. 1 (Nr. 1-D) zu verwenden,
da Diesel Nr. 2 (Nr. 2-D) bei niedrigen
Temperaturen zum Gelieren neigt.
3.
Der Zentraltank der Hydraulik, der neben der
Getriebe- und Zentralgehäuseschmierung auch
Hydraulikflüssigkeit liefert, erfordert eine
längere Warmlaufzeit, da das kalte Öl
dickflüssiger ist. Siehe hierzu "Warmlaufzeit"
unten.
UTILISATION/BETRIEB/WERKING
BELANGRIJK: PROBEER de motor NIET voor
langer dan 10 seconden per keer
te starten. Laat de startmotor
minstens 20 seconden afkoelen
vooraleer u opnieuw' tracht te
starten. Draai de contactsleutel
nooit in de START-stand wanneer
de motor reeds loopt. Dit kan
zware schade veroorzaken.
De verklikkerlampjes voor de acculading en de
motoroliedruk in de strook met verklikkerlampjes
moeten uitgaan wanneer de motor draait (Fig.38).
Wanneer één van beide verklikkerlampjes blijft
branden, ZET u DE MOTOR ONMIDDELLIJK STIL
om de oorzaak van het probleem te onderzoeken.
OPMERKING: ALs de motor na enkele pogingen
niet start, raadpleeg dan de
sectie "Onderhoud". Ontlucht
ook het brandstofsysteem.
OPNIEUW STARTEN MET WARME MOTOR
Wanneer u de motor opnieuw opstart met een warme
motor, volgt u dezelfde procedure als aangegeven onder
"Normaal starten", behalve dat u stap 7 kan weglaten. Het
gebruik van voorgloeibougies is immers niet noodzakelijk
wanneer u met een warme motor start.
STARTEN BIJ KOUD WEER
De procedure voor het starten van de motor bij
koude omgevingstemperatuur is identiek aan de
procedure voor "Normaal starten", behalve het
volgende:
1.
Het kan noodzakelijk zijn de motor langer op
te warmen. In plaats van de normale 5 -10
seconden, laat u de schakelaar nu 10 -20
seconden in de VOORGLOEIEN-stand zo-
danig dat de verbrandingskamers van de motor
degelijk opgewarmd zijn.
2.
Het is aangeraden dieselbrandstof Nr.l (Nr.l-D)
te gebruiken bij temperaturen onder 4°C,
omdat dieselbrandstof Nr.2 (Nr.2-D) bij koude
omgevingstemperaturen kan "bevriezen".
3.
De achterbrug die de toevoer van de
hydraulische vloeistof verzorgt, evenals de
smeerolie van de transmissie en het centrale
carter, vragen een bijkomende opwarmperiode
omdat de olie bij lage temperaturen dikker is.
Raadpleeg de hiernavolgende sectie over de
"Opwarmperiode".
91
Publicité
Chapitres
Table des Matières
