Anlassen Des Motors Und Anfahren; Fahrbetrieb; Tijdens Het Rijden - Iseki TM3160 Notice D'emploi

ANLASSEN DES MOTORS UND ANFAHREN

(1) Beim Anlassen des Motors innerhalb geschlossener
Räume auf eine ausreichende Belüftung achten,
Abgase giftiges K
Vergiftungen mit Todesfolgen verursachen kann.
(2) Vor dem Anlassen des Motors sicherstellen,
richtige Gang eingele gt ist. Achten Sie darauf,
niemand in der Nähe des Motors steht und dass
Anbaugeräte sicher angebracht sind.
Das F ahrzeug stets v om F ahrersitz aus bedienen. Bei
laufendem Motor – außer in Notfälle – den F
nicht verlassen.
(3) Vor dem Anfahren auf Personen, Tiere, Hindernisse usw.
im Bereich des F ahrzeugs achten, um Personen- oder
Sachschäden auszuschließen. Niemals abrupt anfahren.

FAHRBETRIEB

(1) Vor dem F ahren auf Straßen die Bremspedale mit Hilfe
der Verriegelungsplatte miteinander v erbinden, so dass
der Traktor durch das Blockieren eines Rades nicht
umkippen kann.
(Mechanisches Getriebe)
(2) Vor dem F ahren auf Straßen die Dif
ausrücken, da der
umkippen könnte.
(3) Bei höherer Geschwindigk eit oder Ziehen v on Objekten
keine zu engen K urven f ahren, um ein Kippen des
Traktors zu vermeiden.
(4) Auf unsicherem Boden wie z.B. unbefestigten Straßen,
im Gefälle, an Ufern oder Böschungen oder im Gelände
vorsichtig und langsam fahren.
(5) Fahren Sie niemals scharfe K urven an einer Böschung.
Der Traktor könnte andernfalls kippen.
Bei Bergauffahrten den Ganghebel auf die angemessene
Position stellen. Fahren Sie so langsam wie möglich an.
Bei Bergauffahrten niemals schalten.
ohlenmonoxid enthalten,
ferentialsperre
Traktor andernf alls in K urven
SÉCURITÉ - SICHERHEIT - VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
(1) Zorg voor voldoende verluchting als u de tractor in een
da gesloten ruimte start. De uitlaatg
das koolmonoxide dat een dodelijk
veroorzaken.
dass der (2) Plaats de v ersnellingsbak in de juiste stand v oor u de
dass motor start. Zorg ervoor dat zich niemand rond de tractor
bevindt en dat het werktuig goed op de tractor is
aangekoppeld.
Bedien de tractor altijd vanuit de bestuurderszetel. Verlaat
ahrersitz de zetel nooit tijdens het besturen,
noodgeval.
(3) Voor u de tractor in be weging brengt, let u erop dat aan
alle v eiligheidsvoorwaarden rond de tractor is v oldaan
om te v oorkomen dat u omstanders v
eigendom beschadigt. Beweeg de tractor nooit bruusk of
plots.

TIJDENS HET RIJDEN

(1) Als u op de openbare we
rempedalen met behulp van het klemplaatje. Zo voorkomt
u dat de tractor kantelt omdat enk el op een wiel w ordt
geremd.
(Mechanische versnellingsbak)
(2) Schakel de dif ferentieelvergrendeling uit als u op de
openbare weg rijdt. Dit om te v oorkomen dat de tractor
kantelt.
(3) Neem geen scherpe bochten als u snel rijdt of als u de
tractor v ervoert. Dit om te v
kantelt.
(4) Als u aan het werk bent op een slechte ondergrond (zoals
een oneffen ondergrond, een helling, een weg langs een
greppel of een ri vier of braakliggende grond),
traag en bestuur de tractor v oorzichtig.
(5) Neem geen scherpe bochten op een helling. Dit om te
voorkomen dat de tractor kantelt.
Als u een helling oprijdt, schakelt u de versnellingsbak in
de meest geschikte versnelling. Breng de tractor zo traag
mogelijk in beweging.
Schakel nooit in een andere v ersnelling als u een helling
oprijdt.
assen be vatten giftig
e v ergiftiging kan
tenzij in een
erwondt of
g rijdt, vergrendelt u de
oorkomen dat de tractor
rij dan
23