Rijgedrag
– Met de rijpedalen kan de rijsnelheid
traploos geregeld worden.
– Vermijd schokkerig gebruik van het pe-
daal, omdat de hydraulische installatie
anders beschadigd kan raken.
– Bij capaciteitsafname op hellingen het
rijpedaal zachtjes terugnemen.
Remmen
Rijpedaal loslaten, het apparaat remt
zelf en blijft staan.
Over hindernissen heen rijden
VOORZICHTIG
Er mag niet over voorwerpen of vrijstaande
hindernissen gereden worden; deze mo-
gen ook niet verschoven worden.
Vaste hindernissen tot 5 cm kunnen
langzaam en voorzichtig bereden wor-
den.
Vaste hindernissen van meer dan 5 cm
mogen enkel met een geschikt platform
bereden worden.
Veegbedrijf
Gevaar
Gevaar voor verwonding! Bij geopende
grofvuilklep kan de veegwals stenen of split
naar voren wegslingeren. Erop letten, dat
geen mensen, dieren of voorwerpen in ge-
vaar gebracht worden.
VOORZICHTIG
Geen pakbanden, draden of soortgelijk ma-
teriaal opvegen; dit kan leiden tot een be-
schadiging van het veegmechanisme.
VOORZICHTIG
Om een beschadiging van de vloer te ver-
mijden de veegmachine niet ter plaatse ge-
bruiken.
Instructie: Om een optimaal reinigingsre-
sultaat te krijgen, moet de rijsnelheid aan
de omstandigheden aangepast worden.
Instructie: Tijdens het gebruik moet het
veeggoedreservoir op gezette tijden gele-
digd worden.
Instructie: Bij oppervlaktereiniging alleen
veegrol laten zakken.
Instructie: Bij reiniging van zijranden ook
de zijbezems laten zakken.
Vegen met keerrol
Programmaschakelaar op markering 2
zetten. Veegrol wordt neergelaten.
Instructie: Keerrol start automatisch.
Vegen met opgeheven grofvuilklep
Instructie: Voor het opvegen van grotere
deeltjes tot een hoogte van 50 mm, bv. si-
garettenpakjes, moet de grofvuilklep kort
opgeheven worden.
Grofvuilklep opheffen:
Pedaal grofvuilklep naar voren drukken
en vastgedrukt houden.
72
Voor het legen voet van het pedaal ne-
men.
Instructie: Alleen bij volledig naar be-
neden gelaten grofvuilklep ist een opti-
maal reinigingsresultaat te bereiken.
Vegen met zijbezems
Programmaschakelaar op markering 3
zetten. Zijbezems evenals keerrol wor-
den neergelaten.
Instructie: Veegrol en zijbezems lopen
automatisch aan.
Droge bodem vegen
Nat-/droogklep sluiten.
Vezelachtig en droog keergoed (bv.
droog gras, stro) opvegen
Nat-/droogklep openen.
Instructie: Op die manier wordt een
verstopping van het filtersysteem ver-
meden.
Vochtige of natte bodem vegen
Nat-/droogklep openen.
Instructie: De filter wordt zo tegen
vochtigheid beschermd.
Filterreiniging
Het apparaat beschikt over een automati-
sche filterreiniging.
De reiniging gebeurt automatisch alle ca.
15 seconden. Daarbij is een kort blaasge-
luid hoorbaar.
De ingebouwde stoffilter regelmatig op
verontreiniging controleren. Een te
sterk verontreinigde of defecte filter ver-
vangen.
Veeggoedcontainer leegmaken
Instructie: Na het uitzetten van het appa-
raat minstens 1 minuut wachten vooraleer
u het veeggoedreservoir opent of leeg-
maakt. Op die manier kan het stof zakken.
Veeggoedreservoir lichtjes optillen en
uittrekken.
Veeggoedcontainer legen.
Veeggoedreservoir erin schuiven en la-
ten vastklikken.
Tegenoverliggend veeggoedreservoir
leegmaken.
7
NL
-
Apparaat uitschakelen
Instructie: Na het uitschakelen van het ap-
paraat wordt de stoffilter automatisch gerei-
nigd. Ca. 2 minuten wachten vooraleer de
apparaatkap geopend wordt.
Programmaschakelaar op markering 1
2
(rijden) zetten. Zijbezems en veegrol
worden opgeheven.
1
Contactsleutel op '0' draaien en sleutel
uittrekken.
Gastoevoer sluiten (gasmotor)
Gas-aftapventiel sluiten door met de
wijzers van de klok mee te draaien.
GEVAAR
Gevaar voor letsels en beschadigingen!
Houd bij het transport rekening met het ge-
wicht van het apparaat.
GEVAAR
Bij het verladen van het apparaat moet de
vrijloophefboom in de onderste stand
staan. Pas dan zijn de rijaandrijving en de
parkeerrem bedrijfsklaar. Het apparaat
moet bij hellingen of dalingen altijd met
zelfaandrijving worden bewogen.
Contactsleutel op '0' draaien en sleutel
uittrekken.
Gas-aftapventiel sluiten door met de
wijzers van de klok mee te draaien.
Verwijder de gasfles voor het transport
en sluit ze met de beschermkap, zie
hoofdstuk „Gasfles monteren/vervan-
gen".
Apparaat aan de wielen met spieën
vastzetten.
Apparaat met spankabels of koorden
vastzetten.
Bij het transport in voertuigen moet het
apparaat conform de geldige richtlijnen
beveiligd worden tegen verschuiven en
kantelen.
Instructie: Markeringen voor bevestigings-
punten op het basisframe in de gaten hou-
den (kettingsymbolen). Het apparaat mag
voor het laden of lossen alleen op hellingen
tot max. 18 % gebruikt worden.
Transport