– Voordat de gasfles wordt aangesloten,
dient de aansluitnippel op deugdelijk-
heid gecontroleerd te worden.
– Na het aansluiten van de fles moet
deze met schuimvormende middelen
op dichtheid gecontroleerd worden.
– De ventielen dienen langzaam te wor-
den geopend. Het openen en sluiten
mag niet met behulp van slaggereed-
schap plaatsvinden.
– Bij een brand met vloeibaar gas uitslui-
tend met droog koolzuur of met kool-
zuurgas blussen.
– De gehele vloeibaar-gas-installatie
dient voortdurend op bedrijfsveiligheid
en in het bijzonder op dichtheid gecon-
troleerd te worden. Het gebruik van het
voertuig met een ondichte gasinstallatie
is verboden.
– Voor het losmaken van de buis- c.q.
slangverbinding dient het flesventiel te
worden gesloten. De aansluitmoer aan
de fles komt langzaam en eerst maar
weinig los, omdat anders het gas dat
zich nog in de leiding bevindt en onder
druk staat spontaan zou uittreden.
– Als het gas uit een grote container
wordt getankt, dan dienen de eenduidi-
ge voorschriften bij de betreffende
groothandel in vloeibaar gas te worden
opgevraagd.
Gevaar
Verwondingsgevaar!
– Vloeibaar gas in vloeibare vorm geeft
wonden door bevriezing op de blote
huid.
– Na de demontage moet de sluitmoer
vast op de aansluit-schroefdraad van
de fles worden geschroefd.
– Om de dichtheid te controleren dienen
zeepwater, Nekal-oplossing of een an-
der schuimend middel te worden ge-
bruikt. Het aflichten van de vloeibaar-
gasinstallatie met een open vlam is ver-
boden.
– Bij het wisselen van losse installatie-on-
derdelen dienen de inbouw-voorschrif-
ten van de fabrikant in acht te worden
genomen. Daarbij dienen fles- en
hoofdafsluitventielen te worden geslo-
ten.
– Er dient voortdurend toezicht te worden
gehouden op de toestand van de elek-
trische installatie van de vloeibaar-gas-
voertuigen. Vonken kunnen bij lekka-
ges van de gasvoerende installatie-on-
derdelen explosies veroorzaken.
– Wanneer een vloeibaar-gasvoertuig
langere tijd heeft stilgestaan, dient de
garage voor de inbedrijfstelling van het
voertuig of van de bijbehorende elektri-
sche installatie grondig geventileerd te
worden.
– Ongevallen in verband met gasflessen
of met de vloeibaargas-installatie die-
nen direct aan de „Berufsgenossen-
schaft" (arbo-dienst) of het bevoegde
„Gewerbeaufsichtsamt" (branche-in-
spectie) te worden gemeld. Beschadig-
de onderdelen dienen tot aan het einde
van het onderzoek te worden bewaard.
68
In de garages en opslagruimtes en de
reparatie-werkplaatsen
– De opslag van drijfgas- c.q. vloeibaar-
gasflessen dient volgens de Vorschrif-
ten TRF 1996 (Technische regels vloei-
baargas, zie DA bij de BGV D34, Bijla-
ge 4) te worden uitgevoerd.
– Gasflessen dienen staand te worden
bewaard. Open vuur en roken zijn bij de
opslag van containers en tijdens de re-
paratie niet toegestaan. In de open
lucht opgeslagen flessen dienen tegen
onbevoegde toegang te zijn beveiligd.
Lege flessen dienen te allen tijde zijn
dichtgedraaid.
– De fles- en hoofdafsluitventielen dienen
direct na het in de garage zetten van
het motorrijtuig te worden dichtge-
draaid.
– Voor de ligging en uitvoering van de ga-
rages voor vloeibaargas-voertuigen
gelden de bepalingen van de Reichsga-
ragenordnung (rijksgarageverordening)
en de betreffende Landes-Bauordnung
(provinciale bouwverordening).
– De gasflessen dienen in speciale, van
de garages gescheiden ruimtes te wor-
den opgeslagen (zie DA bij de BGV
D34, bijlage 2).
– De in de ruimtes gebruikte elektrische
looplampen dienen van een gesloten,
afgedichte overstolp en van een sterke
veiligheidskooi te zijn voorzien.
– Bij werkzaamheden reparatiewerk-
plaatsen dienen de fles- en hoofdaf-
sluitventielen te worden gesloten en de
drijfgasflessen tegen overmatige warm-
te te worden afgeschermd.
– Voor werkpauzes en voor beëindiging
van de werkzaamheden dient een ver-
antwoordelijke te controleren of alle
ventielen, en vooral flesventielen, zijn
gesloten. Werkzaamheden met vuur, in
het bijzonder las- en snijwerkzaamhe-
den, mogen niet in de buurt van drijf-
gasflessen worden uitgevoerd. Drijf-
gasflessen mogen niet in de werkplaat-
sen worden opgeslagen, ook niet wan-
neer ze leeg zijn.
– De garages, opslagruimtes en werk-
plaatsen dienen goed geventileerd te
zijn. Let er hierbij op, dat vloeibare gas-
sen zwaarder zijn dan lucht. Ze concen-
treren zich op de vloer, in werkputten en
andere verlaagde plaatsen in de vloer
en kunnen hier voor explosieve gas-
lucht-mengsels zorgen.
Veiligheidsinstructies over het
transport van het apparaat
– Bij vervoer van het apparaat dient u de
motor af te zetten en het apparaat goed
vast te zetten.
3
NL
-
Veiligheidsinstructies over
verzorging en onderhoud
– Voor reinigings- en onderhoudswerk-
zaamheden van het apparaat, het ver-
vangen van onderdelen of het ombou-
wen voor een andere functie moet het
apparaat uitgeschakeld en de contact-
sleutel verwijderd worden.
– Bij werkzaamheden aan de elektrische
installatie moet de batterij afgeklemd
worden.
– Het schoonmaken van het apparaat
mag niet met een waterslang of hoge-
drukstraal gebeuren (gevaar van kort-
sluiting of andere schades).
– Reparaties mogen uitsluitend door
goedgekeurde klantenservicewerk-
plaatsen of door vaklui voor dit gebied
worden uitgevoerd die met de betref-
fende veiligheidsvoorschriften ver-
trouwd zijn.
– Veiligheidscontrole volgens de plaatse-
lijk geldige voorschriften voor van
plaats veranderlijke, industrieel benutte
apparaten opvolgen.
– Werkzaamheden aan het apparaat al-
tijd met geschikte handschoenen uit-
voeren.