VERLICHTING
VERLICHTING
ONGEVALGEVAAR!
• Schakel in het duister en bij slechte zichtbaarheid altijd de verlichting in!
Denk eraan dat u met ingeschakelde verlichting niet alleen beter ziet,
maar ook door andere weggebruikers beter gezien wordt.
WAARSCHUWING
• Bij slechte zichtbaarheid, schemering en in het duister moet de accu wor
den gebruikt. Controleer of de accu voldoende is opgeladen.
• Controleer bij elke rit met ingeschakelde verlichting of de lichtstraal cor
rect is ingesteld. Deze mag in geen geval te hoog zijn aangezien u anders
andere weggebruikers kunt verblinden.
LAMPEN INSTELLEN
Stel de lamp in, zoals afgebeeld in afb.
Let op dat de straalbundel in geen geval te
hoog ligt aangezien anders andere wegge-
bruikers verblind kunnen worden.
STANDLICHTFUNCTIE
Lampen en achterlichten die over een standlichtfunctie beschikken, blijven bij ingeschakelde ver-
lichting meerdere minuten tijdens het stilstaan branden.
ACHTERLICHT MET REMLICHTFUNCTIE
Bij het achterlicht met remlichtfunctie is het achterlicht met een sensor uitgerust dat bij het rem-
men een stopsignaal geeft.
BANDDYNAMO
ONGEVALGEVAAR!
• De werking van de dynamo kan het bij vochtigheid laten afweten zodat
de verlichting kan uitvallen.
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR SCHADE EN ONGEVALLEN!
• Controleer voor elke rit of de bevestiging van de dynamo vast zit. De dy
namo kan anders tijdens het fietsen losraken.
• Controleer voor elke rit of de dynamo correct is ingesteld aangezien de
band anders beschadigd kan raken.
NL
22
.
47
47