STUUR
STUUR
ONGEVALGEVAAR!
• Verzeker voor elke rit en na het instellen dat het stuur, de schroeven van de
stuurbevestiging, de sluitmechaniek en de stuursnelspanner vast zitten!
ATTENTIE
• Het stuur mag bij het rechtuitrijden niet schuin staan.
• Hang voor het transport van voorwerpen geen draagtassen aan het stuur
aangezien het rijgedrag anders beïnvloed kan worden. Gebruik in de plaats
uitsluitend in de handel verkrijgbare fietskorven of stuurtassen.
STARRE STUURPEN
• De stuurpen mag hoogstens tot aan het maximumteken van de stuurschacht
worden uitgetrokken! De markering van de minimale insteekdiepte op de
stuurschacht mag niet zichtbaar zijn. Gevaar voor breuk en ongevallen!
WAARSCHUWING
Bij een starre stuurpen kan, naargelang de variant, de hoogte, positie en hellingshoek van het
stuur worden ingesteld.
POSITIE EN HOOGTE INSTELLEN
1. Maak met een binnenzeskantsleutel van 6 mm de klem-
schroef los
/
04
07
2. Stel de positie en hoogte van het stuur of de stuurpen in.
3. Span de klemschroef opnieuw aan
ming met de draaimomentstandaardwaarde (zie hoofdstuk
Draaimomentstandaardwaarden).
STUURHOEK INSTELLEN
1. Maak met een binnenzeskantsleutel van 5/6 mm de klemas-
schroef
/
05 06
08
2. Stel de hellingshoek van het stuur in.
3. Draai de stuuraanbouwdelen (bv. remhendel) terug in de uit-
gangspositie.
4. Span de klemasschroef
stemming met de draaimomentstandaardwaarde (zie hoofd-
stuk Draaimomentstandaardwaarden).
NL
12
.
/
04
07
los.
/
opnieuw aan in overeen-
05 06
08
in overeenstem-
05
06
07
08