6.16
Maximaalthermostaat voor vloerverwarming
aansluiten
Voorwaarde: Als u een maximaalthermostaat voor een vloerverwarming
aansluit:
▶
Installeer de aansluitkabel voor de maximaalthermostaat
door de linker trekontlastingen van de schakelkast.
▶
Verwijder de bypass-leiding op stekker S20 van klem
X100 op de thermostaatprintplaat.
▶
Sluit de maximaalthermostaat op de stekker S20 aan.
6.17
Externe driewegklep aansluiten (optie)
▶
Sluit de externe 3-wegklep op X15 op de thermostaat-
printplaat aan.
–
Ter beschikking staat de aansluiting aan een perma-
nent stroomvoerende fase "L" met 230 V en aan een
geschakelde fase "S". De fase "S" wordt door een in-
tern relais aangestuurd en geeft 230 V vrij.
6.18
Gebruik van het hulprelais
▶
Raadpleeg evt. het installatieschema-handboek en het
handboek van de optiemodule die meegeleverd zijn met
de systeemregelaar.
6.19
Cascades aansluiten
1.
Als u cascades (max. 7 eenheden) wilt gebruiken, dan
moet u de eBUS-leiding via de buskoppelaar VR32b
(toebehoren) op het contact X100 aansluiten.
2.
Als u meerdere eBUS-toestellen installeert, gebruik
dan een eBUS-verdeler om de leidingen samen te
brengen en om ze op de warmtepomp aan te sluiten.
6.20
Schakelkast sluiten
1.
Druk het deksel van de schakelkast op de schakelkast
zodat de clips vastklikken.
2.
Zwenk de schakelkast weer terug.
6.21
Elektrische installatie controleren
1.
Voer na afsluiting van de installatie een controle van
de elektrische installatie uit door de tot stand gebrachte
aansluitingen op vastheid en voldoende elektrische
isolatie te controleren.
2.
Controleer of de netaansluitkabel en de Modbus-ka-
bel zo geplaatst zijn dat deze niet aan slijtage, corrosie,
trekkrachten, trillingen, scherpe randen en geen an-
dere ongunstige omgevingsinvloeden zijn blootgesteld.
214
7
Bediening
7.1
Bedieningsconcept van het product
Het bedieningsconcept alsook de aflees- en instelmoge-
lijkheden van het gebruikersniveau zijn eveneens in de ge-
bruiksaanwijzing beschreven.
8
Ingebruikname
8.1
Vóór het inschakelen controleren
▶
Controleer of alle hydraulische aansluitingen correct zijn
uitgevoerd.
▶
Controleer of alle elektrische aansluitingen correct zijn
uitgevoerd.
▶
Controleer of een scheidingsschakelaar geïnstalleerd is.
▶
Controleer, indien voor de installatieplaats voorgeschre-
ven, of een aardlekschakelaar is geïnstalleerd.
▶
Waarborg, dat de afdekking van de elektrische aansluitin-
gen is gemonteerd.
▶
Lees de gebruiksaanwijzing.
▶
Zorg ervoor dat na de opstelling tot het inschakelen van
het product minstens 30 minuten zijn verstreken.
8.2
Verwarmingswater/vul- en bijvulwater
controleren en conditioneren
Opgelet!
Kans op materiële schade door minder-
waardige verwarmingswater
▶
Zorg voor verwarmingswater van vol-
doende kwaliteit.
▶
Voor u de installatie vult of bijvult, dient u de kwaliteit van
het verwarmingswater te controleren.
Kwaliteit van het cv-water controleren
▶
Neem een beetje water uit het CV-circuit.
▶
Controleer visueel het cv-water.
▶
Als u sedimenterende stoffen vaststelt, dan moet u de
installatie spuien.
▶
Controleer met een magneetstaaf of er magnetiet
(ijzeroxide) voorhanden is.
▶
Als u magnetiet vaststelt, reinig de installatie dan en
neem de nodige maatregelen voor de corrosiebescher-
ming (bijv. magnetietafscheider inbouwen).
▶
Controleer de pH-waarde van het afgetapte water bij
25 °C.
▶
Bij waarden onder 8,2 of boven 10,0 reinigt u de installa-
tie en conditioneert u het verwarmingswater.
▶
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het verwarmingswater
kan dringen.
Vul- en bijvulwater controleren
▶
Meet de hardheid van het vul- en bijvulwater voor u de
installatie vult.
Vul- en bijvulwater conditioneren
▶
Neem voor de conditionering van het vul- en suppletie-
water de geldende nationale voorschriften en technische
regels in acht.
Voor zover nationale voorschriften en technische regelingen
geen hogere eisen stellen, geldt het volgende:
Installatie- en onderhoudshandleiding 8000017396_01