Configuratievoorbeelden voor installaties met meerdere pompen:
Voorbeeld 1:
Een pompgroep bestaande uit 2 apparaten (N=2, automatisch gedetecteerd) waarvan er 1 is ingesteld als actief (NA=1), één als gelijktijdig (NC=1
of NC=NA aangezien NA=1 ) en één als reserve (IC=reserve op een van de twee apparaten). Dit heeft het volgende effect: het apparaat dat niet
als reserve is geconfigureerd start en werkt alleen (ook als het niet in staat is de hydraulische belasting te ondersteunen en de gerealiseerde druk
te laag is). Indien er in dit apparaat een storing ontstaat, treedt het reserveapparaat in werking.
Voorbeeld 2:
Een pompgroep bestaande uit 2 apparaten (N=2, automatisch gedetecteerd) waarvan alle apparaten actief en gelijktijdig zijn (fabrieksinstellingen
NA=N en NC=NA) en één als reserve (IC=reserve op één van de twee apparaten). Dit heeft het volgende effect: als eerste start altijd het apparaat
dat niet geconfigureerd is als reserve, als de gerealiseerde druk te laag is start ook het tweede, als reserve geconfigureerde apparaat. Op deze
manier wordt geprobeerd om altijd hoe dan ook te voorkomen dat één apparaat in het bijzonder (het als reserve geconfigureerde apparaat) wordt
gebruikt, maar dit kan in geval van nood te hulp komen als er een grotere hydraulische belasting nodig is.
Voorbeeld 3:
Een pompgroep bestaande uit 4 apparaten (N4, automatisch gedetecteerd) waarvan er 3 als actief ingesteld zijn (NA=3), 2 als gelijktijdig (NC=2)
en 1 als reserve (IC=reserve op twee apparaten). Dit heeft het volgende effect: maximaal 2 apparaten starten tegelijkertijd. De werking van de 2
apparaten die gelijktijdig kunnen werken vindt roulerend plaats tussen 3 apparaten, zodat de maximale afwisselingstijd (ET) van elk ervan in acht
kan worden genomen. In het geval een van de actieve apparaten een storing heeft, treedt er geen enkele reserve in werking aangezien er niet
meer dan 2 apparaten tegelijk (NC=2) kunnen starten en er 2 actieve apparaten aanwezig blijven. De reserve begint te werken zodra een andere
van de overige 2 apparaten een storing heeft.
ET: Max uitwisselingstijd
AY: Anti Cycling
AE: activering
blokkeringverhindering
AF: activering
antibevriezingsfunctie
Hiermee wordt de maximale continue werktijd ingesteld van een apparaat binnen een groep. Dit heeft alleen
betekenis voor pompgroepen met onderling verbonden apparaten. De tijd kan worden ingesteld tussen 1 min en 9
uur; de fabrieksinstelling is 2 uur. Wanneer de tijd ET van een apparaat verstreken is, wordt de startvolgorde van
het systeem opnieuw toegewezen, zodanig dat het apparaat waarvan de tijd verstreken is de laagste prioriteit krijgt.
Deze strategie heeft tot doel het apparaat dat al gewerkt heeft het minst te gebruiken en de werktijd van de
verschillende machines van een groep in evenwicht te houden. Als ondanks het feit dat het apparaat op de laatste
plaats is gezet voor de startvolgorde de hydraulische belasting toch inzet van het apparaat in kwestie vereist, zal
deze starten om de drukvorming in de installatie te waarborgen.
De startprioriteit wordt opnieuw toegewezen in twee omstandigheden, in basis van de ET-tijd.
Die Startpriorität wird erneut unter zwei Bedingungen auf der Grundlage der Zeit ET zugewiesen:
– Scambio Wisseling tijdens het pompen: wanneer de pomp ononderbroken ingeschakeld blijft totdat de maximale
absolute pomptijd wordt overschreden.
– Au Wisseling in standby: wanneer de pomp in standby is maar 50% van de ET-tijd overschreden is.
Als ET wordt ingesteld op 0, volgt wisseling in standby. Telkens wanneer een pomp van de groep stopt, start bij de
volgende herstart een andere pomp. Als de parameter ET (Max uitwisselingstijd) op 0 is gezet, volgt een wisseling
bij iedere herstart, ongeacht de effectieve werktijd van de pomp.
ComeZoals beschreven in paragraaf 9 dient deze functie om veelvuldige in- en uitschakelingen te voorkomen in het
geval van lekken in de installatie. De functie kan op 2 verschillende manieren worden geactiveerd: normaal en smart.
In de normale modus blokkeert de elektronische besturing de motor na N identieke start/stopcycli. In de smartmodus
daarentegen werkt hij op de parameter RP om de negatieve effecten van lekken te verminderen. Als de functie wordt
ingesteld op "Gedeactiveerd", grijpt hij niet in.
Deze functie dient om mechanische blokkeringen te voorkomen in het geval van langdurige inactiviteit; hij werkt door
de pomp periodiek te laten draaien. Wanneer de functie geactiveerd is, voert de pomp elke 23 uur een cyclus die
blokkering voorkomt uit met een duur van 1 min.
Als deze functie geactiveerd is, wordt de pomp automatisch aan het draaien gebracht wanneer de temperatuur in
de buurt van het vriespunt komt, om te voorkomen dat de pomp zelf kapot gaat.
NEDERLANDS
172