Installatie "onder waterniveau" (par. 4.1.1): als er tussen de watervoorraad en het systeem geen afsluitkleppen aanwezig zijn (of als deze open
zijn), wordt het systeem automatisch gevuld zodra de opgesloten lucht naar buiten kan. Door de vuldop (afb.3_punt 6) dus zoveel als nodig is om de
opgesloten lucht weg te laten stromen open te draaien, wordt het systeem in staat gesteld om zich helemaal te vullen. Hierop moet worden toegezien
en de vulopening moet worden gesloten zodra het water naar buiten komt (geadviseerd wordt om een afsluitklep aan te brengen in de aanzuigleiding
en deze te gebruiken om het vullen met open dop te besturen). Een andere mogelijkheid, in het geval dat de aanzuigleiding is gesloten door een
dichte klep, is om het vullen uit te voeren zoals beschreven voor de installatie boven waterniveau.
4.2 HORIZONTALE CONFIGURATIE
Verwijder de 4 steunpootjes van het onderblad van de verpakking en schroef hen helemaal in de messing zittingen van vlak E. Stel het systeem op
de gewenste plaats op, rekening houdend met het ruimtebeslag van afb.9.
– De afstand van minstens 270 mm tussen vlak B van het systeem en een obstakel wordt aanbevolen om eventueel onderhoud te kunnen plegen
op de terugslagklep zonder het systeem te hoeven afkoppelen van de installatie.
– De afstand van minstens 200 mm tussen vlak A van het systeem en een obstakel wordt aanbevolen om het deurtje te kunnen verwijderen en
toegang te krijgen tot de technische ruimte.
–
De afstand van minstens 10 mm tussen vlak D van het systeem en een obstakel is verplicht om de voedingskabel naar buiten te laten komen
Als de ondergrond niet vlak is, moet het pootje dat geen ondersteuning heeft worden uitgeschroefd om de hoogte ervan te regelen tot hij contact
maakt met de ondergrond, zodat het systeem stabiel staat. Het systeem moet namelijk veilig en stabiel worden geplaatst, en de verticaalheid van de
as moet worden gegarandeerd: het systeem mag niet hellen.
4.2.1 Hydraulische aansluitingen
Breng de aansluiting aan de ingang van het systeem tot stand via de opening op vlak C die wordt aangeduid met "IN" op afb.9 (aanzuigingsaansluiting).
Verwijder daarna de dop met behulp van het meegeleverde gereedschap of een schroevendraaier. Breng de aansluiting aan de uitgang van het
systeem tot stand via de opening op vlak C die wordt aangegeven met "OUT 1" op afb.9 en/of via de opening op vlak D die wordt aangegeven met
"OUT 2" op afb.9 (persaansluiting). In deze configuratie kunnen de 2 openingen om het even afwisselend van elkaar (om de installatie optimaal te
benutten), of tegelijkertijd (systeem met dubbel persgedeelte) worden gebruikt. Verwijder de dop(pen) van de opening(en) die u wilt gebruiken met
het meegeleverde gereedschap of een schroevendraaier. Alle hydraulische aansluitingen van het systeem op de installatie waarmee hij kan worden
verbonden zijn van het type met vrouwelijk schroefdraad 1" GAS, gemaakt van messing.
Zie de betreffende WAARSCHUWING op afb.8.
4.2.2 Oriëntatie van het interfacepaneel
Het interfacepaneel is zo ontworpen dat het in de richting kan worden gedraaid die het gemakkelijkst te lezen is voor de gebruiker: dankzij de vierkante
vorm is een rotatie mogelijk in stappen van 90° (afb.10).
– Maak de 4 schroeven op de hoeken van het paneel los met de speciale zeskantsleutel die bij het meegeleverde gereedschap is geleverd.
– Verwijder de schroeven niet, geadviseerd wordt hen uit het schroefdraad te halen in de omkasting van het product.
– Zorg dat de schroeven niet in het systeem vallen.
– Open het paneel, maar zorg ervoor dat de signaalkabel niet gespannen wordt.
– Plaats het paneel weer terug in de gewenste richting en voorkom dat de kabel bekneld raakt.
– Draai de 4 schroeven vast met de hiervoor bestemde sleutel.
NEDERLANDS
200 mm
10 mm
157
270 mm
Afb. 9
Afb. 10
.