4.2.3 Vulwerkzaamheden Installatie boven en onder waterniveau
Voor wat betreft de positie ten opzichte van het water dat gepompt moet worden, kan de installatie van het systeem "boven waterniveau" of "onder
waterniveau" worden genoemd. In het bijzonder wordt een installatie "boven waterniveau" genoemd wanneer de pomp op een niveau boven dat
van het te pompen water wordt geplaatst (bv. pomp aan het oppervlak en water in de put); omgekeerd wordt een installatie "onder waterniveau"
genoemd wanneer de pomp op een niveau onder dat van het te pompen water wordt geplaatst (bv. hangende tank en pomp eronder).
Installatie "boven waterniveau": verwijder met behulp van het meegeleverde gereedschap (afb.3_punt 5) of een schroevendraaier de vuldop die,
voor de horizontale configuratie, de dop op vlak F is (afb.1). Vul het systeem met schoon water door de vulopening, en zorg ervoor dat de lucht naar
buiten komt. De hoeveelheid water die nodig is om het systeem te vullen is minstens 1,5 liter. Geadviseerd wordt een terugslagklep aan het uiteinde
van de aanzuigleiding te monteren (bodemklep), zodat ook deze helemaal kan worden gevuld bij de vulwerkzaamheden. In dit geval is de hoeveelheid
water die nodig is voor het vullen afhankelijk van de lengte van de aanzuigleiding (1,5 liter + ...).
Installatie "onder waterniveau": als er tussen de watervoorraad en het systeem geen afsluitkleppen aanwezig zijn (of als deze open zijn), wordt het
systeem automatisch gevuld zodra de opgesloten lucht naar buiten kan. Door de vuldop (vlak F - afb. 1) dus open te draaien totdat de lucht naar
buiten stroomt, kan het systeem helemaal worden gevuld. Gebruik voor het losdraaien van de dop het meegeleverde gereedschap (afb.3_punt 5) of
een schroevendraaier. Op het vullen moet worden toegezien en de vulopening moet worden gesloten zodra het water naar buiten komt (geadviseerd
wordt om een afsluitklep aan te brengen in de aanzuigleiding en deze te gebruiken om het vullen met losgedraaide dop te besturen). Een andere
mogelijkheid, in het geval dat de aanzuigleiding is gesloten door een dichte klep, is om het vullen uit te voeren zoals beschreven voor de installatie
boven waterniveau.
5. INBEDRIJFSTELLING
– Max. bedrijfsdruk 8 bar.
– De aanzuigdiepte mag niet groter zijn dan 8 m.
5.1 Elektrische aansluitingen
Om de immuniteit tegen mogelijk uitgestraald geluid naar andere apparaten te verbeteren, wordt geadviseerd een aparte elektriciteitsleiding te
gebruiken voor de voeding van het product.
De lijndruk kan veranderen bij het starten van de elektropomp. De spanning op de lijn kan veranderingen ondergaan afhankelijk van
andere inrichtingen die met de lijn verbonden zijn en de kwaliteit van de lijn zelf.
Geadviseerd wordt de installatie uit te voeren volgende aanwijzingen in de handleiding in overeenstemming met de wetten, richtlijnen en normen die
van kracht zijn op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt, afhankelijk van de toepassing. Het product in kwestie bevat een inverter waarin continue
spanningen en stromen aanwezig zijn met hogefrequentiecomponenten (zie tabel 1).
X 4
Types mogelijke lekstromen naar aarde
Wisselstroom
Eenpolig, pulserend Gelijkstroom Met hogefrequentie-componenten
X
X
NEDERLANDS
X
Afb. 12 - bis voorbeeld van de installatie
158
X 4
Afb. 11
Tabel 1
X