Télécharger Imprimer la page

DAB Esybox Serie Instructions Pour L'installation Et L'entretien page 173

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 76
T2: vertraging bij
uitschakeling
GP: proportionele
versterkingscoëfficiënt
GI: integrerende
versterkingscoëfficiënt
RM: maximale snelheid
Instelling van het aantal apparaten en de reserves
NA: actieve apparaten
NC: gelijktijdige apparaten Hiermee wordt het maximale aantal apparaten ingesteld dat tegelijkertijd kan werken.Mogelijke waarden zijn 1 en
IC: configuratie van de
reserve
Stelt de vertraging in waarmee de inverter moet worden uitgeschakeld vanaf het moment waarop de omstandigheden
voor uitschakeling zijn bereikt: druk in de installatie en stroming lager dan de minimumstroming. T2 kan worden
ingesteld tussen 2 en 120 s. De fabrieksinstelling is 10 s.
De proportionele waarde moet in het algemeen worden verhoogd voor systemen met elasticiteit (bijvoorbeeld met
buizen van PVC) en worden verlaagd voor starre installaties (bijvoorbeeld met ijzeren buizen). Om de druk in de
installatie constant te houden, voert de inverter een controle van het type PI uit op de gemeten drukfout. Afhankelijk
van deze fout berekent de inverter het vermogen dat aan de motor moet worden geleverd. Het gedrag van deze
controle hangt af van de parameters GP en GI die zijn ingesteld. Om tegemoet te komen aan de diverse gedragswijzen
van verschillende types hydraulische installaties waarop het systeem kan werken, maakt de inverter het mogelijk
andere parameters te selecteren dan in de fabriek zijn ingesteld. Voor bijna alle installaties zijn de fabriekinstellingen
voor de parameters GP en GI optimaal. Als er zich problemen voordoen in de regeling, is het mogelijk deze
instellingen aan te passen.
Als er sprake is van grote drukvallen wanneer de stroming plotseling verhoogd wordt, of een langzame reactie van
het systeem, moet de waarde van GI worden verhoogd. Als er zich daarentegen drukschommelingen rondom het
setpoint voordoen, moet de waarde van GI worden verlaagd.
BELANGRIJK: voor bevredigende drukregelingen moeten normaal gesproken zowel GP als GI worden aangepast.
Hiermee wordt een maximumgrens ingesteld voor het aantal omwentelingen van de pomp.
Hiermee wordt het maximale aantal apparaten ingesteld dat betrokken is bij het pompen. Mogelijk zijn de waarden
van 1 tot en met het aantal aanwezige apparaten (max. 4). De standaardwaarde voor NA is N, d.w.z. het aantal
apparaten dat aanwezig is in de keten; dit wil zeggen dat als er apparaten aan de keten worden toegevoegd of eruit
worden verwijderd, NA altijd de waarde krijgt die gelijk is aan het aantal aanwezige apparaten dat automatisch
gedetecteerd is. Door een andere waarde dan N in te stellen wordt het maximumaantal apparaten dat betrokken kan
zijn bij het pompen vastgelegd op het ingestelde aantal. Deze parameter dient voor het geval er een beperking voor
het aantal pompen geldt dat men ingeschakeld kan of wil houden, en in het geval men een of meer apparaten als
reserve wil houden (zie 9.6 IC: configuratie van de reserve en de voorbeelden erna). Op deze menupagina is het
tevens mogelijk de andere twee systeemparameters te zien die verband houden met deze waarde (zonder dat ze
kunnen worden gewijzigd), d.w.z. N (aantal aanwezige apparaten dat automatisch door het systeem gedetecteerd
wordt) en NC (maximumaantal gelijktijdige apparaten).
NA. Standaard krijgt NC de waarde NA, dit wil zeggen dat NC de waarde van NA houdt, hoe NA ook toeneemt. Door
een andere waarde in te stellen dan NA wordt de waarde afgekoppeld van NA en wordt het ingestelde aantal
vastgesteld op het maximale aantal gelijktijdige apparaten. Deze parameter dient voor het geval er een beperking
voor het aantal pompen geldt dat men ingeschakeld kan of wil houden (zie 9.6 IC: configuratie van de reserve en de
voorbeelden erna).Op deze menupagina is het tevens mogelijk de andere twee systeemparameters te zien die
verband houden met deze waarde (zonder dat ze kunnen worden gewijzigd), d.w.z. N (aantal aanwezige apparaten
dat automatisch door het systeem gelezen wordt) en NA (maximumaantal actieve apparaten).
Deze parameter configureert het apparaat als automatisch of reserve. Als hij wordt ingesteld op automatisch
(standaard), is het apparaat betrokken bij het normale pompen, als hij geconfigureerd is als reserve, krijgt het de
laagste prioriteit bij het starten, d.w.z. het apparaat waarop deze instelling betrekking heeft, start altijd als laatste. Als
er een aantal actieve apparaten wordt ingesteld dat lager is dan het aantal aanwezige apparaten en er wordt één
element ingesteld als reserve, heeft dit als gevolg dat, als er geen problemen zijn, het reserveapparaat niet deelneemt
aan het normale pompen. Als er daarentegen een defect is op een van de werkende pompen (bv. geen elektrische
voeding, inschakeling van een beveiliging enz.), start ook het reserveapparaat.
De configuratiestatus "reserve" is op de volgende manieren zichtbaar: op de pagina Systeem met meerdere pompen
is het bovenste deel van het pictogram gekleurd; op de AD- en hoofdpagina verschijnt het communicatiepictogram
met het adres van het apparaat met het nummer op een gekleurde achtergrond. Er kan ook meer dan één apparaat
geconfigureerd zijn als reserve binnen een pompsysteem.
Ook als als reserve geconfigureerde apparaten niet betrokken zijn bij het normale pompen, worden ze echter efficiënt
gehouden door het algoritme dat stagnering verhindert. Het algoritme dat stagnering tegengaat zorgt er eenmaal per
23 uur voor dat de startprioriteit wordt verwisseld, en laat minstens één minuut achtereen een stroming leveren door
elk apparaat. Dit algoritme is bedoeld om kwaliteitsverslechtering van het water in de rotor te voorkomen en om de
bewegende delen efficiënt te houden; het is nuttig voor alle apparaten en in het bijzonder voor de als reserve
geconfigureerde apparaten die in normale omstandigheden niet werken.
NEDERLANDS
171

Publicité

loading