Télécharger Imprimer la page

Abbott Perclose ProGlide 6F Mode D'emploi page 37

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 15
beschadigd raken door het openen en sluiten van de klem. Als u de
hechtdraad aan het laken wilt bevestigen, wordt geadviseerd een
tweede klem te gebruiken waarvan de punt door de handgreep van de
eerste klem gaat en de tweede klem wordt bevestigd aan het laken.
E. Aan het eind van de katheterisatie plaatst u de voerdraad opnieuw in
de inbrenghuls.
F. Het opvoeren van de knoop om de arteriotomie te sluiten, wordt hervat
vanaf sectie 10.3.1 (in stap C wordt de inbrenghuls verwijderd in plaats
van een Perclose ProGlide instrument).
13. Opvoeren van de knoop met de hechtingtrimmer
A. Wikkel het doorlopende hechtdraadsegment (lange blauwe segment)
stevig en laag om uw linkerwijsvinger, vlak op de huid.
B. Trek de hechtdraad niet aan rond de huls. Verwijder het instrument
of de arteriële huls (als het instrument bij het begin van de
katheterisatieprocedure is geplaatst) uit de arterie, terwijl u tegelijkertijd
zachtjes aan het doorlopende hechtdraadsegment trekt. Houd de
hechtdraad altijd coaxiaal aan het weefsel.
C. Met de doorlopende hechtdraad (lange blauwe segment) stevig om uw
linker wijsvinger gewikkeld, plaatst u het doorlopende hechtdraadsegment
in de hechtingtrimmer met behulp van de volgende stappen: Trek de
duimknop op de hechtingtrimmer met de rechterhand terug. Plaats de
hechtingtrimmer onder het hechtdraadsegment door een 'x' of een 'kruisje'
te maken tussen het hechtdraadsegment en het middelste punt van de
hechtingtrimmer. Schuif de hechtingtrimmer terug om de hechtdraad
in de hechtdraadpoort te laden die zich aan het distale uiteinde van
de hechtingtrimmer bevindt. Houd de duimknop teruggetrokken, draai
de hechtingtrimmer coaxiaal van de hechtdraad en laat vervolgens de
duimknop los om de hechtdraad in het hechtdraadpoort te vangen. Als de
duimknop wordt losgelaten voordat de hechtdraad zich coaxiaal van de
hechtingtrimmer bevindt, kan de hechtdraad vast komen te zitten in het
schuifmechanisme aan het distale uiteinde en beschadigd raken. Wanneer
de hechtdraad op de juiste manier is geladen, moet de hechtingtrimmer
makkelijk kunnen schuiven.
D. Met het hechtdraadsegment coaxiaal aan het weefselkanaal, voert
u de knoop op tot de arteriële oppervlak door de hechtingtrimmer
op te voeren met de rechterhand, terwijl u met de linker wijsvinger
langzame, geleidelijk toenemende spanning op de doorlopende
hechtdraad uitvoert. Vermijd snelle of schokkende bewegingen met de
hechtdraadsegmenten. De hechtingtrimmer en hechtdraadsegmenten
moeten altijd coaxiaal aan het weefselkanaal worden gehouden.
De duimknop moet op 12 uur staan (naar boven gericht) en de
hechtingtrimmer mag niet worden gedraaid.
E. Met het doorlopende hechtdraadsegment (langer, blauw) stevig om
uw linker wijsvinger gewikkeld, plaatst u de hechtingtrimmer onder de
linkerduim om een eenhandige positie te bewerkstelligen en voltooit
u het opvoeren van de knoop met langzame, geleidelijk toenemende
spanning totdat de hechtdraad strak zit (zo strak als een gitaarsnaar).
F. Houd de hechtingtrimmer op zijn plaats en trek de knoop aan door
voorzichtig aan het niet-doorlopende hechtdraadsegment (kortste, met
witte punt) te trekken terwijl u het coaxiaal aan het weefselkanaal houdt.
G. Hemostase van de toegangsplaats komt tot stand wanneer de knoop
volledig tot het arterieoppervlak wordt opgevoerd en voorzichtig wordt
aangetrokken met het niet-doorlopende hechtdraadsegment, terwijl de
hechtingtrimmer het doorlopende hechtdraadsegment onder spanning
houdt en volledige weefselappositie is verkregen.
H. Verwijder de hechtingtrimmer uit het weefselkanaal, haal de spanning
van het hechtdraad en controleer of hemostase tot stand is gekomen
door de patiënt te laten hoesten en/of zijn/haar been te laten buigen.
Als er geen hemostase tot stand is gekomen, houdt u de eenhandige
positie gedurende 20 seconden aan of totdat hemostase tot stand is
gekomen. Zet de knoop opnieuw vast door voorzichtig aan het witte
niet-doorlopende hechtdraadsegment te trekken. Oefen niet te veel druk
uit op de hechtingtrimmer of de hechtdraad.
I. Controleer of de knoop stevig vastzit door de patiënt te laten hoesten
en/of zijn/haar been te laten buigen. Bovendien kunnen patiënten vrij in
bed bewegen zonder beperkingen van hoofdeinde van het bed of been
als de sluiting is geslaagd.
J. Nadat hemostase tot stand is gekomen, snijdt u de hechtdraad onder
de huid af met de hechtingtrimmer. Houd de hechtdraadsegmenten onder
constante spanning terwijl u beide segmenten in de hechtingtrimmer
plaatst (zoals hierboven beschreven in stap 13 C) en de hechtingtrimmer
naar het arterieoppervlak opvoert. Snijd de hechtdraad af door de rode
trimminghendel naar achteren te trekken. Houd de trimminghendel
naar achteren getrokken terwijl u de hechtingtrimmer en de afgesneden
hechtdraadsegmenten uit het weefselkanaal haalt. Als er slechts één
hechtdraadsegment geplaatst en afgesneden is, past u dezelfde techniek
toe op het andere hechtdraadsegment.
K. Als er geen hemostase tot stand kan worden gebracht, past u
handmatige compressie toe totdat hemostase is bereikt.
10.4
Plaatsing van huls van instrument 8,5F tot 21F met behulp
van pre-sluitingstechnieken en technieken voor behouden van
voerdraadtoegang
Hieronder volgen de stapsgewijze instructies voor het sluiten van de
toegangsplaats van een interventionele katheterisatieprocedure die is
verricht via een inbrenghuls van 8,5F tot 21F. De pre-sluitingstechniek met
behulp van twee instrumenten moet worden gebruikt bij sluitingen voor
inbrenghulzen van 8,5F tot 21F.
1. Leid een voerdraad van maximaal 0,038 inch (0,97 mm) door de inbrenghuls.
Verwijder de inbrenghuls terwijl u druk op de lies uitoefent om de hemostase
te handhaven.
2. Laad het SMC instrument van achteren op de voerdraad totdat de
voerdraaduitgangspoort van de huls zich net boven de huidlijn bevindt.
Verwijder de voerdraad voordat de uitgangspoort de huidlijn passeert.
3. Plaats de eerste van de twee Perclose ProGlide SMC instrumenten over de
voerdraad. Ga door met het opvoeren van het instrument net totdat er vlotte,
pulserende bloedstroom zichtbaar wordt uit het markeringslumen. De hendel
van het instrument (gemarkeerd met 1) en het logo moeten naar boven
wijzen (12 uur).
4. Draai het instrument ongeveer 30 graden richting de rechterkant van de
patiënt (ongeveer 10 uur). Plaats het instrument onder een hoek van
45 graden. Plaats het voetje door de hendel (gemarkeerd met 1) boven
op de handgreep omhoog te tillen. Plaats het voetje pas als er een vlotte,
pulserende bloedstroom zichtbaar wordt uit het markeringslumen.
RELEASED
5.
Trek het instrument voorzichtig terug om het voetje tegen de arteriewand te
plaatsen. Als het voetje goed is geplaatst, wordt tactiele sensatie gevoeld EN
stopt de terugbloeding of neemt deze aanzienlijk af tot een lichte druppeling.
Als de terugbloeding niet ophoudt of niet aanzienlijk afneemt, beoordeelt u de
arteria femoralis aan de hand van een angiogram op afmeting, kalkafzetting,
kronkels, aandoeningen en punctieplaats (zorg ervoor dat de voetplaat zich
niet in de vertakking of in een zijtak bevindt). Herpositioneer het instrument
om de terugbloeding te stoppen (handhaaf de 30 graden rotatie) of breng de
voerdraad opnieuw in en beoordeel de situatie voordat wordt verdergegaan
met de procedure.
6. Terwijl u de positie van het instrument handhaaft, stabiliseert u het instrument
met uw vrije hand (de hand die u niet gebruikt om het instrument te plaatsen)
om het zachtjes terug te trekken en om te zorgen dat het niet draait of
naar voren beweegt tijdens het plaatsen. Gebruik uw andere hand voor
het plaatsen van de naalden door de plunjer in te drukken (in de met 2
gemarkeerde richting) totdat u visueel kunt bevestigen dat de plunjerkraag
het proximale uiteinde van het hoofdgedeelte van het instrument raakt.
Gebruik geen overmatige kracht en druk de plunjer niet herhaaldelijk in. Nadat
u visueel heeft bevestigd dat de plunjerkraag het hoofdgedeelte van het
instrument eenmaal heeft geraakt, is deze stap voltooid.
7. Gebruik uw duim als steunpunt op de handgreep, trek de naalden rustig
los door de plunjer terug te trekken (in de met 3 gemarkeerde richting) en
verwijder de plunjer en de naalden uit het hoofdgedeelte van het instrument.
Eén hechtdraadsegment wordt bevestigd aan de voorste naald. In de
achterste naald zit geen hechtdraad. Trek de plunjer terug totdat de hechtdraad
strak zit, wat bevestigt dat de hechtdraad volledig uit het hoofdgedeelte van
het instrument is getrokken.
8.
Probeer niet om de naalden opnieuw te plaatsen als het hechtdraadsegment
niet aan de voorste naald bevestigd zit. Breng de voerdraad opnieuw in,
en verwijder het instrument over de voerdraad. Plaats een nieuw Perclose
ProGlide SMC instrument om de procedure te voltooien.
9.
Gebruik de QuickCut-hechtingtrimmer op de handgreep om de hechtdraad
van de voorste naald distaal van de verbinding door te snijden. Het gebruik
van een nieuw, steriel scalpel of nieuwe, steriele schaar is optioneel.
10. Ontspan het instrument en breng het voetje terug in de oorspronkelijke positie
door de hendel (gemarkeerd met 4) boven op het instrument terug te duwen
naar de oorspronkelijke stand. Probeer het instrument niet te verwijderen
zonder eerst de hendel te sluiten.
11. Trek het Perclose ProGlide SMC instrument terug totdat de voerdraadpoort
uit de huidlijn komt.
12. Draai het instrument rustig totdat u twee hechtdraadsegmenten in de
kromming van de distale geleider kunt zien. Pak de hechtdraad naast de huls
vast. Houd de twee hechtdraadsegmenten samen vast en trek de uiteinden
van de hechtdraad zorgvuldig door het distale uiteinde van de proximale
geleider.
13. Plaats onmiddellijk een vaatklem om de twee hechtdraadsegmenten samen
te houden aan het distale uiteinde van de niet-doorlopende hechtdraad
(kortste blauwe hechtdraad met witte punt). Om te voorkomen dat de knoop
wordt opgevoerd of vastgezet, moet u erop letten niet aan de afzonderlijke
hechtdraden te trekken tot de klem de twee hechtdraadsegmenten stevig bij
elkaar houdt.
14. Trek zachtjes aan de klem totdat de hechtdraad strak zit om eventuele losse
hechtdraad uit het weefselkanaal te verwijderen. Leg de vastgeklemde
hechtdraad aan de rechterkant van de patiënt onder een steriele doek. Het
is belangrijk te bepalen welke hechtdraad het eerst is geplaatst omdat dit
de knoop is die aan het einde van de procedure als eerste moet worden
opgevoerd. OPMERKING: De monofilament hechtdraad kan beschadigd raken
door het openen en sluiten van de klem. Als u de hechtdraad aan het laken
wilt bevestigen, wordt geadviseerd een tweede klem te gebruiken waarvan de
punt door de handgreep van de eerste klem gaat en de tweede klem wordt
bevestigd aan het laken. Bij het knopen van de hechtdraad aan het einde
van de procedure is het belangrijk om te onthouden dat deze hechtdraad als
eerste werd geplaatst.
15. Breng de voerdraad opnieuw in. Er moet voldoende voerdraad in de ader
en buiten de voerdraadpoort liggen voordat het instrument kan worden
omgewisseld.
16. Verwijder het Perclose ProGlide SMC instrument terwijl de compressie op de
punctieplaats gehandhaafd blijft, en zorg daarbij dat er een adequate lengte
voerdraad binnen in de arterie blijft. Hierdoor kan nog een Perclose ProGlide
SMC instrument worden ingebracht.
17. Herhaal stappen 2–13 met het tweede Perclose ProGlide instrument.
OPMERKING: In stap 4 moet het tweede instrument ongeveer 30 graden
worden gedraaid in de richting van de linkerkant van de patiënt (ongeveer
2 uur).
18. Na eventueel los hechtdraad uit het weefselkanaal te hebben verwijderd, legt
u de vastgeklemde hechtdraad aan de rechterkant van de patiënt onder een
steriele doek. Het is belangrijk om te bepalen welke hechtdraad eerst werd
geplaatst en welke hechtdraad als tweede werd geplaatst. Bij de voltooiing
van de procedure worden de hechtdraadknopen opgevoerd in de volgorde
waarin ze zijn geplaatst. De knoop van het eerste instrument dat aan de
rechterkant van de patiënt is geplaatst (10 uur) wordt opgevoerd, gevolgd
door de knoop van het tweede instrument dat aan de linkerkant van de patiënt
is geplaatst (2 uur).
19. Het opvoeren van knoop wordt op dit punt onderbroken en de hechtdraad
opzij gelegd onder steriele doeken totdat de gebruiker verder gaat met
de procedure.
20. Wanneer een pre-sluitingstechniek wordt toegepast, wordt het Perclose
ProGlide SMC instrument omgewisseld voor een inbrenghuls van het juiste
formaat.
21. Na de procedure moet een hydrofiele of algemene voerdraad worden
opgevoerd in de arterie. Handhaaf een adequate voerdraadlengte zowel
binnen in de arterie als buiten de voerdraaduitgangspoort om toegang tot de
voerdraad te garanderen tot homeostase is bereikt.
37

Publicité

loading