In doorgangen wordt de
begrenzingsdraad (1) parallel gelegd en
met voldoende bevestigingspennen (2) op
de bodem vastgemaakt. Aan het begin en
aan het einde van de doorgang moet ook
een trechtervormige toegang en uitgang
worden geïnstalleerd.
12.10 Verbindingstrajecten installeren
De robotmaaier negeert het
begrenzingsdraadsignaal wanneer de
draden dicht bij elkaar, parallel worden
gelegd. Verbindingstrajecten moeten
worden geïnstalleerd,
– als er naastgelegen gazons moeten
worden geïnstalleerd. (
– als er verboden zones nodig zijn.
(
12.7)
306
VIKING raadt aan
verbindingstrajecten in het kader
van het leggen van de draad
samen met de betreffende
verboden zones of naastgelegen
gazons te leggen.
Bij achteraf installeren moet de
draadlus worden doorgeknipt,
verbindingstrajecten moeten dan
via de meegeleverde
draadverbinders worden
opgenomen. (
In verbindingstrajecten wordt de
begrenzingsdraad (1) parallel gelegd, de
draden mogen elkaar niet kruisen en
moeten dicht bij elkaar liggen. Maak het
verbindingstraject met voldoende
bevestigingsnagels (2) aan de bodem
12.8)
vast.
12.11 Zoeklussen voor de verplaatste
rit naar het begin
Als de verplaatste rit naar het begin wordt
geactiveerd, moeten zoeklussen worden
aangebracht,
– als een extern dockingstation is
of
– als het maaivlak doorgangen bevat.
12.15)
Werking:
Als de robotmaaier naar binnen verplaatst
de begrenzingsdraad volgt, rijdt deze bij
de rit naar het begin over een van de
zoeklussen. De robotmaaier rijdt daarna
naar de begrenzingsdraad en verder tot
aan het dockingstation.
Zoeklussen bij een extern
dockingstation:
Links en rechts naast de toegang tot het
dockingstation moeten twee
zoeklussen (1) in een hoek van 90° ten
opzichte van de begrenzingsdraad worden
geïnstalleerd.
Minimale afstand tot de toegang: 2 m
geïnstalleerd
0478 131 9933 A - NL