Als er twee maaivlakken door een smal
gedeelte met elkaar zijn verbonden, kan er
een doorgang worden
geïnstalleerd. (
11.10)
De minimale draadafstand is 44 cm, ofwel
2 iRuler-lengtes of de breedte van het
apparaat.
Daarom is er bij vernauwingen de
volgende ruimte nodig:
– tussen hoge hindernissen van meer
dan 2 cm hoog, zoals muren 88 cm,
– tussen begaanbare hindernissen van
minder dan 2 cm hoog, zoals wegen
44 cm.
11.7 Verbindingstrajecten installeren
De robotmaaier negeert het
begrenzingsdraadsignaal wanneer de
draden dicht bij elkaar, parallel worden
gelegd. Verbindingstrajecten moeten
worden geïnstalleerd,
– als er naastgelegen gazons moeten
worden geïnstalleerd. (
– als er verboden zones nodig zijn.
(
11.8)
0478 131 9934 A - NL
VIKING raadt aan
verbindingstrajecten in het kader
van het leggen van de draad
samen met de betreffende
verboden zones of naastgelegen
gazons te leggen.
Bij achteraf installeren moet de
draadlus worden doorgeknipt,
verbindingstrajecten moeten dan
via de meegeleverde
draadverbinders worden
opgenomen. (
In verbindingstrajecten wordt de
begrenzingsdraad (1) parallel gelegd, de
draden mogen elkaar niet kruisen en
moeten dicht bij elkaar liggen. Maak het
verbindingstraject met voldoende
bevestigingspennen (2) aan de bodem
vast.
11.8 Verboden zones
11.9)
Installeer verboden zones
– rondom hindernissen die de
robotmaaier niet mag aanraken,
– rondom hindernissen die niet stabiel
genoeg zijn,
– rondom hindernissen die te laag zijn.
Minimumhoogte: 8 cm
VIKING raadt aan,
● hindernissen met verboden zones af te
grenzen of te verwijderen,
● verboden zones na de eerste installatie
11.15)
of na veranderingen in de
draadinstallatie met behulp van het
commando "Rand testen" te
controleren. (
Verboden zones moeten een minimale
diamater van 48 cm hebben.
De afstand tot de randlus A moet groter
dan 44 cm zijn.
10.14)
273