NL
Aarding van de ventilator en buizensysteem
1. Aardleiding aan de kant van het net in de ex-be-
veiligde aansluitdoos aansluiten.
2. Buizensysteem van de aardleiding op de klem
buiten op de ventilator aansluiten.
Draai- en transportrichting
1. Draai- en transportrichting controleren pijltjes
op het ventilatorhuis. Hoogste transportcapaciteit
met vermelde transportrichting conform afb. D.
Bij omkering van de transportrichting trans-
portcapaciteit
ca. 35% lager.
Type
Transportrich-
ting
DZQ, DZS
over de
motor zuigend
DZR
over de
DZD
motor blazend
Draairichting motor in kijkrichting waaier
2. Voor de omkering van de transportrichting
fasegeleider L2 en L3 verwisselen. Bij omkering
van de transportrichting de veiligheid en werking
van de installatie opnieuw controleren. Let erop
dat hierdoor:
● de transportcapaciteit minder wordt,
● de beveiliging tegen het aanzuigen van vreem-
de voorwerpen eventueel niet meer gegaran-
deerd is,
● de explosieve omgeving eventueel niet meer
wordt afgezogen en
● de ventilator thermisch voor continubedrijf
(modus S1), d.w.z. niet voor vaak wisselen van
de draairichting geconstrueerd is. Bij vaak wis-
selen van de draairichting kan de ventilatormotor
ontoelaatbaar warm worden.
Koude-draaduitschakelsysteem, aan-/uitscha-
kelaar
1. Koude-draaduitschakelsysteem installeren en
conform schakelschema bedraden ( schakel-
schema, afb. E, klem 4, 5 en 6). Aanbeveling:
MAICO MVS 6 uitsluitend buiten de plaats waar
ontploffingsgevaar kan heersen installeren.
2. Breng een zelf beschikbaar te stellen aan/
uit-schakelaar aan.
Controle elektrische aansluiting
1. De volgende controles uitvoeren: D = gedetail-
leerde controle, N = controle van dichtbij,
S = visuele controle
Controleschema
I
Schroeven, kabel- en leidingdoor-
voeren (direct en indirect), blinde
sluitingen van het juiste type,
volledig en
dicht.
Kabel- en leidingtype overeenkom-
II
stig het doel.
III
Aan kabels en leidingen geen
zichtbare beschadiging.
IV
Elektrische aansluitingen vast.
V
Niet gebruikte aansluitklemmen
vastgedraaid.
VI
Isolatieweerstand (IR) van de mo-
torwikkelingen bevredigend.
VII
Aardverbindingen, incl. alle aanvul-
lende potentiaalvereffeningsaan-
sluitingen, zijn reglementair
(bijv. aansluitingen zijn vast, draad-
doorsneden zijn voldoende).
Foutlusimpedantie (TN-
VIII
systeem) of aardingsweerstand
(IT-systeem) bevredigend.
IX
Automatische elektrische veilig-
heidsinrichtingen juist ingesteld (au-
tomatisch terugzetten niet mogelijk).
70
Controleschema
Speciale gebruiksomstandig-
X
heden zijn in acht genomen
(koude-draaduitschakelsysteem
conform RL 2014/34/EG).
Alle kabels en leidingen die
XI
niet gebruikt worden zijn juist
aangesloten.
XII
Installatie met veranderbare span-
ning is in overeenstemming met de
documentatie.
Elektrische isolatie schoon/droog.
XIII
2. Ex-beveiligd deksel van de aansluitdoos aan-
Draairichting
brengen. Erop letten dat er geen vuildeeltjes in
de aansluitdoos zitten en de afdichting van het
rechts
deksel van de aansluitdoos rondom goed op de
aansluitdoos ligt. Aanhaalmomenten van
links
1,4 Nm in acht nemen. Controleren of de aan-
sluitdoos dicht is.
18 In gebruik nemen
Controles vóór het in gebruik nemen
1. De volgende controles uitvoeren: D = gedetail-
leerde controle, N = controle van dichtbij,
S = visuele controle
Controleschema
I Geen beschadiging of niet-toe-
gestane wijzigingen aan het
apparaat.
II Toestand van de afdichting van de
aansluitdoos bevredigend. Erop
letten dat de aansluitingen dicht
zijn.
III Geen aanwijzing voor het binnen-
dringen van water of stof in het
huis in overeenstemming met de
IP-bepaling.
IV Gekapselde onderdelen onbescha-
digd.
V Waaier met voldoende afstand ten
opzichte van het huis (luchtspleet),
zie hoofdstuk 16.
VI Luchtstroom niet belemmerd.
Geen vreemde voorwerpen in de
luchtweg.
VII Afdichting van schachten, kabels,
buizen en/of "conduits" bevredi-
gend.
VIII Conduitsysteem en overgang naar
D
N
S
gemengd systeem onbeschadigd.
●
●
●
IX Apparaat is voldoende tegen
corrosie, weer, trilling en andere
storende factoren beveiligd.
X Geen overmatige stof- of vuilop-
●
hopingen.
●
●
●
Controle reglementaire werkwijze
1. Apparaat inschakelen en de volgende controles
●
conform controleschema uitvoeren:
●
Controleschema
●
I Draairichting of transportrichting
II Voor correcte stroomopname
●
●
●
zorgen. De nominale stroom
( typeplaatje) kan door plaatselij-
ke omstandigheden (buistraject,
hoogte boven de zeespiegel, tem-
peraturen) hoger of lager worden.
●
Overschrijding van I
spanning door veroudering of
verlagen van de klemspanning
mogelijk (bijv. transformator).
●
III De thermische veiligheid wordt door
het koude-draaduitschakelsysteem
veiliggesteld.
D
N
S
19 Reiniging, onderhoud
●
Terugkerende controles (reinigings- en onder-
houdstermijnen) voor ventilatiesystemen moe-
ten conform BetrSichV 2015 minimaal jaarlijks
worden uitgevoerd. Reiniging en onderhoud
●
uitsluitend door erkend elektricien voor explo-
siebeveiling toegestaan.
De termijnen moeten conform EN 60079-17 door de
●
●
exploitant worden vastgelegd en kunnen door een
toereikend onderhoudsconcept verlengd worden –
frequentie afhankelijk van de omgevingscondities
●
en verwachte belemmeringen. Bij stof en corrosieve
omgeving de onderhoudstermijnen verkorten.
Gevaar door elektrische schok. Vóór de toegang
tot aansluitklemmen alle voedingsstroomkringen
vrijschakelen, tegen opnieuw inschakelen beveili-
gen, spanningsloze toestand constateren, aarden
en de AARDE met kort te sluiten actieve onderde-
len verbinden en naburige, onder spanning staan-
de onderdelen afdekken of afsluiten. Breng een
waarschuwingsbord zichtbaar aan. Zorg ervoor
dat er geen explosieve omgeving aanwezig is.
Hete motoroppervlakken kunnen tot huidver-
brandingen leiden als u deze aanraakt.
D
N
S
Raak geen hete motoroppervlakken aan. Voor
●
●
●
reinigings- en onderhoudswerkzaamheden afwach-
ten, tot de motor afgekoeld is.
●
Gevaar voor verwondingen bij ontbrekende
afscherming tegen insteken/aanraken (veilig-
●
heidsrooster) aan vrije luchtin-/uitlaat. Gebruik
uitsluitend met afscherming aan beide kanten
toegestaan.
●
LET OP:
●
Apparaten met al vooraf geïnstalleerde
leidingtoevoer naar de aansluitdoos kunnen
beschadigd raken als er aan de aansluitleiding
getrokken wordt of het apparaat aan de leiding
●
●
●
wordt opgetild. Niet aan aansluitleidingen trek-
ken of het apparaat aan de leiding optillen.
●
●
●
Reiniging door erkend elektricien voor explosie-
beveiling
●
Ventilator regelmatig, met passende tussenpozen
met een vochtige doek reinigen, met name na een
●
●
●
langere periode van stilstand.
Ventilator met kortere tussenpozen reinigen als
er te verwachten valt, dat er zich op de waaier
●
●
●
en andere onderdelen van de ventilator stoflagen
afzetten.
Onderhoud door erkend elektricien voor explo-
siebeveiling
De ventilator moet regelmatig worden gecontroleerd
en onderhouden. Met name moet voor het volgende
D
N
S
worden gezorgd:
●
● de ongehinderde stroming in het luchtkanaal.
●
● de effectiviteit van het veiligheidsrooster.
● het in acht nemen van de toegestane tempera-
● het rustig lopen van de lagers. levensduur van de
● het vastzitten van de leidingen in de aansluit-
bij nominale
max
● een mogelijke beschadiging van aansluitdoos,
●
● het vast leggen van de leidingen.
GEVAAR
!
VOORZICHTIG
!
VOORZICHTIG
!
Beschadiging van het apparaat
turen.
lagers 40000 uur, afhankelijk van de toepassing.
doos.
kabelschroefverbindingen, afsluitdoppen en
leidingen.