Jaarlijkse inspectie
Afb. 8-2
Testopbouw voor drukmeting
h
hoogte van het waterpeil
NL
32
8.5
Testen van de drukmeting
De testopstelling is afgebeeld in Afb. 8-2.
De druktest controleert de drukkamer, de druksensor en de nauwkeurigheid van
de drukmeting om er zeker van te zijn dat alle onderdelen correct functioneren.
Voor deze test is een inflow-slangset en een met water gevuld reservoir nodig. De
hoogte van de waterkolom (hydrostatische druk) wordt gebruikt om de druksen-
sor te testen.
1. Hang het inflow-slanguiteinde met de insteeknaalden voor de vloeistofzak-
ken in een met water gevulde bak.
2. Vul het slanguiteinde helemaal met water door de pomp met de Prime-toest
te starten. Laat de pomp lopen totdat de kalibrering voltooid is. Druk op de
toets Pause/Resume om het rolwiel te stoppen. Het display van de werkelijke
intra-uteriene druk geeft 0 mmHg aan.
3. Sluit het uiteinde van de hysteroscoopslang af (met de vinger op de punt van
de Luer-connector).
4. Houd het waterpeil aan het uiteinde van de hysteroscoopslang (h) 30 cm (24
in) boven de drukkamer. De waterkolom oefent een hydrostatische druk op
de druksensor uit.
5. Haal de vinger van het uiteinde van de hysteroscoopslang.
6. De weergegeven werkelijke intra-uteriene druk moet 20 mmHg (± 5 mmHg)
zijn.
7. Verander de hoogte van de waterkolom. De waarde op het display van de
werkelijke intra-uteriene druk moet overeenkomstig meeveranderen.
Noteer de resultaten in het testprotocol in hoofdstuk 15.1. De test is geslaagd als
de resultaten binnen de toegestane tolerantiegrens liggen.