ZOLL ICY IC-3893AE/8700-0782-40 Mode D'emploi page 46

Table des Matières

Publicité

1.
De katheter moet zodanig worden gepositioneerd dat de distale tip
van de katheter zich in de vena cava inferior bevindt, en wel onder
de plaats waar de vena cava inferior uitmondt in het rechteratrium
en parallel aan de vaatwand. Er moet aan de hand van röntgeno-
nderzoek worden vastgesteld dat de katheter zich niet in het
rechteratrium of rechterventrikel bevindt.
2.
Let op. Staak de procedure als bloed in het circuit van de
fysiologische zoutoplossing wordt waargenomen en controleer
op lekken van de katheter.
3.
Mogelijke complicaties bij centraalveneuze katheters zijn onder
meer: atrium- of ventrikelperforatie, harttamponnade, luchtembolie,
katheterembolie, laceratie van de ductus thoracicus, bacteriëmie,
septikemie, trombose, onbedoelde arteriepunctie, hematoomvorming,
hemorragie, zenuwletsel en ritmestoornissen.
4.
Alle luerlockaansluitingen en -doppen moeten goed aangedraaid zijn
om luchtembolie of vloeistof- of bloedverlies te voorkomen.
5.
Gebruik nooit overmatige kracht bij het verplaatsen van de katheter
of de voerdraad. Als weerstand wordt ondervonden, moet een
röntgenfoto worden gemaakt om de oorzaak van de weerstand
te vinden.
6.
Passage van de voerdraad tot in de rechterhelft van het hart kan
ritmestoornissen, rechterbundeltakblok of vaatwand-, atrium- of
ventrikelperforatie veroorzaken.
7.
Gebruik uitsluitend steriele fysiologische zoutoplossing om de
katheter te primen. Dit is de vloeistof die in de katheter circuleert.
8.
De katheter moet regelmatig worden geïnspecteerd op
flowsnelheid, goede bevestiging van het verband, correcte
katheterpositie en goed aangedraaide luerlockaansluitingen. Bepaal
aan de hand van de centimeterstreepjes of de positie van de
katheter is veranderd. Een mogelijk risico van ballonkatheters met
meerdere lumina is dat de patiënt geen therapie krijgt, bijvoorbeeld
omdat het geneesmiddel niet door de infuuslumina wordt
geïnfundeerd.
9.
Er kan alleen door middel van röntgenonderzoek worden bevestigd
dat de kathetertip het hart niet is binnengekomen of zich niet langer
parallel aan de vaatwand bevindt. Als de positie van de katheter is
veranderd, moet een röntgenonderzoek worden uitgevoerd om de
positie van de kathetertip te bevestigen.
10. Sluit bij afname van bloedmonsters tijdelijk de resterende
infuuspoorten waarlangs oplossingen worden geïnfundeerd.
11. Gebruik uitsluitend een spuit van 30 ml of kleiner om bloedmonsters
af te nemen.
12. Alcohol en aceton kunnen de structuur van het schachtmateriaal
verzwakken. Wees daarom voorzichtig bij het infunderen van
alcoholhoudende geneesmiddelen of bij gebruik van alcohol
of aceton bij de routinematige zorg en het routinematige onderhoud
van de katheter. Er mag geen alcohol worden gebruikt om klonters
uit de katheter te verwijderen.
13. Gebruik uitsluitend de ZOLL-hechttab en -clip uit de kit om
beschadiging van de katheter te voorkomen.
14. Gebruik van een spuit kleiner dan 10 ml om een verstopte katheter
te irrigeren of van klonters te ontdoen, kan tot intraluminale lekkage
of katheterbreuk leiden.
15. Infundeer niet door de oranje IN- en OUT-luerlockaansluitingen,
omdat de patiënt op die manier geen therapie krijgt.
16. Koorts kan een infectieuze en/of niet-infectieuze oorzaak hebben bij
patiënten. De mitigatie van koorts als teken van mogelijke infectie
maakt het nodig dagelijks een uiterst nauwgezette beoordeling van
andere tekenen van infectie uit te voeren.
17. Voorzichtigheid is geboden bij het infunderen van geneesmiddelen
die door lage temperaturen (zo laag als 4 °C) kunnen worden
beïnvloed. Mannitolhoudende oplossingen zijn temperatuur-
gevoelig en mogen niet via de katheter worden toegediend, behalve
bij een snelle 'push' van een oplossing met maximaal 20% mannitol,
gevolgd door doorspoelen met een fysiologische zoutoplossing.
Bij toediening van een mannitolconcentratie van meer dan 20% via
druppelinfuus of infuuspomp moet een aparte lijn worden gebruikt.
18. Harttamponnade: plaatsing van verblijfskatheters in het rechter-
atrium is een praktijk die tot hartperforatie en harttamponnade kan
leiden. Artsen die centraal-veneuze katheters plaatsen, moeten zich
bewust zijn van deze potentieel dodelijke complicatie voordat ze de
katheter te ver opvoeren in verhouding tot de grootte van de patiënt.
De werkelijke positie van de tip van de verblijfskatheter moet na
46/143
plaatsing worden bevestigd met een röntgenfoto. Centraalveneuze
katheters mogen niet in het rechteratrium worden geplaatst, tenzij
dat specifiek nodig is voor speciale relatief korte procedures, zoals
de aspiratie van luchtemboli tijdens neurochirurgie. Dergelijke
procedures zijn echter risicogevoelig en moeten nauwlettend
worden gevolgd en gecontroleerd.
19. De katheter is gecoat met heparine. Dit kan reeds bestaande
heparinegeïnduceerde trombocytopenie (HIT) induceren of
verergeren.
20. WAARSCHUWING. Bij het verbinden van infuus-/injectiesystemen
met de katheter mag de druk niet hoger zijn dan 689 kPa/100 psi.
21. Bij patiënten die worden onderkoeld, kan de hypothermie
zelf bepaalde ziektebeelden verergeren. Er moet voor worden
gezorgd dat de homeostase van de patiënt tijdens hypothermie
op juiste wijze wordt gevolgd.
Hartritmestoornissen – zowel bradycardie als ventriculaire
tachyaritmie.
Stollings- en coagulatiefunctie. Patiënten met een risico van
verstoring van de stollings- of coagulatiefunctie moeten tijdens
hypothermie nauwlettend worden gevolgd.
Bloedgas- en pH-analyse. Hypothermie wijzigt pH en PaCO
in rust. Artsen moeten zich bewust zijn van de invloed van
de temperatuur op het testresultaat.
Langdurige hypothermie onderdrukt de immuunreactie
en longfunctie.
WAARSCHUWING. Intraluminale lekkage of ballonlekkage.
Intraluminale lekkage (tussen het lumen met de fysiologische
zoutoplossing en de infuuslumina) of ballonlekkage is een potentieel
katheterdefect. Bij een dergelijk defect komt steriele fysiologische
zoutoplossing uit het koelcircuit in de patiënt terecht. Intraluminale
lekkage of ballonlekkage gaat gewoonlijk gepaard met een alarm
betreffende vloeistofverlies nadat de zak met fysiologische zoutoplossing
is leeggeraakt en het systeem tot stilstand is gekomen. Onderzoek altijd
alarmen over het vloeistofpeil. Het koelcircuit is een gesloten
lussysteem – alarmen over vloeistofverlies wijzen meestal op een breuk
ergens in deze gesloten lus. Controleer bij een alarm over vloeistofverlies
de integriteit van de katheter en de opstartkit (zie hieronder).
WAARSCHUWING. Als u opmerkt dat een zak met fysiologische
zoutoplossing is leeggeraakt of dat zich een luchtvalalarm voordoet,
vervang de zak met fysiologische zoutoplossing dan pas nadat u de
locatie van het lek hebt geïdentificeerd en de juiste verhelpende
maatregelen hebt getroffen. Controleer het systeem op lekken in
overeenstemming met de instructies in de onderstaande paragrafen
Op lekken van de opstartkit controleren en Op lekken van de katheter
controleren. (Een lek kan uitwendig of inwendig zijn.)
Als de zak met fysiologische zoutoplossing herhaaldelijk wordt vervangen
zonder dat het lek of het verlies van fysiologische zoutoplossing wordt
onderzocht, kan dit leiden tot onvoorziene infusie van fysiologische
zoutoplossing in de patiënt. De infusie van fysiologische zoutoplossing
heeft mogelijk de volgende ongewenste effecten tot gevolg: plaatselijke
zwelling die daaruit voortvloeiende plaatselijke weefselbeschadiging kan
veroorzaken; systemische vloeistofoverbelasting die tot afhankelijk
oedeem en daaruit voortvloeiende huidafbraak kan leiden; vloeistof-
overbelasting van inwendige organen, met daaruit voortvloeiende
overbelasting van de hersenen, de longen of het hart. In sommige
gevallen leidt deze vloeistofoverbelasting mogelijk tot levensbedreigende
voorvallen.
Let op. De console geeft een alarm wanneer de zak met fysiologische
zoutoplossing leeg is. De zak moet helemaal leeg zijn en extra
fysiologische zoutoplossing moet tussen de spike voor de fysiologische
zoutoplossing en de luchtval zijn leeggelopen zodat het peil van de
fysiologische zoutoplossing in de luchtval voldoende is gezakt dat het
alarm wordt getriggerd.
Op lekken van de opstartkit controleren
1.
Controleer de luchtval op condensatie. Als de luchtval tekenen
van condensatie vertoont, neem de luchtval dan af en breng hem
opnieuw in de console in. In geval van een luchtvalalarm controleert
u of het luchtvalalarm na deze stap is opgeheven.
2.
Controleer de baan van de fysiologische zoutoplossing vanaf de zak
met fysiologische zoutoplossing tot de console zorgvuldig op
eventuele lekken. Ga na of er fysiologische zoutoplossing is op
de vloer, de console of het bed van de patiënt.
2

Publicité

Table des Matières
loading

Ce manuel est également adapté pour:

Icy ic-3893co/8700-0782-14

Table des Matières