Télécharger Imprimer la page

Wilo -EMU TR 50-2 Serie Notice De Montage Et De Mise En Service page 264

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 426
nl
6.5.4.3
Bewaking voorkamer (externe
elektrode)
6.5.5
Instelling van de motorbeveiliging
6.5.5.1
Directe inschakeling
6.5.5.2
Sterdriehoekstart
6.5.5.3
Soft starter
6.5.6
Bedrijf met frequentie-omvormer
264
Installatie en elektrische aansluiting
Met PTC-sensor
Sluit de PTC-sensor aan via een relais. Hiervoor wordt het relais "CM-MSS" aanbevolen.
De drempelwaarde is vooraf ingesteld.
Aderbenaming PTC-sensor
Temperatuurbegrenzing
10, 11 Aansluiting PTC-sensor
Temperatuurregeling en -begrenzing
Aansluiting hoge temperatuur
11
Middenaansluiting
10
Aansluiting lage temperatuur
12
Activeringstoestand bij temperatuurregeling en -begrenzing
Afhankelijk van de uitvoering van de thermische motorbewaking moet het bereiken van
de drempelwaarde tot de volgende activeringstoestand leiden:
▪ Temperatuurbegrenzing (1 temperatuurcircuit):
Bij het bereiken van de drempelwaarde moet een uitschakeling plaatsvinden.
▪ Temperatuurregeling en -begrenzing (2 temperatuurcircuits):
Bij het bereiken van de drempelwaarde voor de lage temperatuur kan een uitschakeling
met automatische herinschakeling plaatsvinden. Bij het bereiken van de drempelwaarde
voor de hoge temperatuur moet een uitschakeling met handmatige herinschakeling
plaatsvinden.
Neem ook de overige informatie in het hoofdstuk explosiebeveiliging in acht!
Sluit de externe elektrode aan via een relais. Hiervoor wordt het relais "NIV 101/A" aan-
bevolen. De drempelwaarde bedraagt 30 kOhm.
Bij het bereiken van de drempelwaarde moet een waarschuwing of uitschakeling
plaatsvinden.
Neem ook de overige informatie in het hoofdstuk explosiebeveiliging in acht!
De motorbeveiliging moet afhankelijk van het geselecteerde inschakeltype worden in-
gesteld.
Stel de motorbeveiligingsschakelaar bij bedrijf in volledige belasting in op de nominale
stroom (zie typeplaatje). Bij deellastbedrijf wordt aanbevolen om de motorbeveiligings-
schakelaar 5 % boven de gemeten stroom in het bedrijfspunt in te stellen.
De instelling van de motorbeveiliging is afhankelijk van de installatie:
▪ Motorbeveiliging geïnstalleerd in de leiding van de motor: Stel de motorbeveiliging in
op 0,58 x ontwerpstroom.
▪ Motorbeveiliging in de netvoedingsleiding geïnstalleerd: De motorbeveiliging instellen
op de ontwerpstroom.
De starttijd in de sterschakeling mag max. 3 s bedragen.
Stel de motorbeveiligingsschakelaar bij bedrijf in volledige belasting in op de nominale
stroom (zie typeplaatje). Bij deellastbedrijf wordt aanbevolen om de motorbeveiligings-
schakelaar 5 % boven de gemeten stroom in het bedrijfspunt in te stellen. Daarnaast
moet op de volgende punten worden gelet:
▪ De opgenomen stroom moet altijd lager zijn dan de nominale stroom.
▪ Het starten en stoppen moet binnen 30 s zijn voltooid.
▪ Om vermogensverlies te voorkomen, moet de elektronische starter (soft starter) na het
bereiken van de normale bedrijfstoestand worden overbrugd.
Bedrijf met frequentie-omvormer is toegestaan. Raadpleeg voor de desbetreffende ei-
sen de bijlage en zorg dat daaraan wordt voldaan!
WILO SE 2019-01

Publicité

loading