3. Als de netaansluitstroom (HT) (Available total current (HT)) niet voldoende is om alle voertuigen met de minimale
laadstroom te laden, wordt het laadproces van de laatst aangekomen voertuigen onderbroken tot het einde van het laden
of een laadpauze van een laadpunt wordt gedetecteerd.
Als een einde van een lading of een laadpauze wordt gedetecteerd, wordt de lading op het laadpunt verminderd en wordt
het vermogen voor andere laadpunten vrijgegeven. Het verminderde laadpunt wordt aan het einde van de ladingslijst
geplaatst en behandeld als het laatst geplaatste oplaadpunt.
4.Als een laadpunt door een VIP-gebruiker wordt geautoriseerd, wordt dit laadpunt uitgesloten van het lastmangement en
laadt de VIP-gebruiker met de individuele maximale oplaadstroom. Als het einde van het laden of een laadpauze van de
VIP-gebruiker gedetecteerd wordt, verliest hij de VIP-status voor dit laadproces. Hij wordt aan het einde van de ladingslijst
geplaatst en behandeld als het laatste geplaatste laadpunt.
Het verstrekken van een VIP-status is alleen bij het laden met RFID-autorisatie (Whitelist) mogelijk.
Zie hoofdstuk „Whitelist" op pagina 27.
Voorbeeld lastmangement gebruikstoestand 3: Het laatst geplaatste laadpunt (voertuig 6) moet wachten.
Voorbeeld lastmangement gebruikstoestand 4: De VIP-gebruikers laden met maximale stroom (32 A).
Afb. 12: Voorbeeld lastmanagement gebruikstoestand 3 en 4
Bij geactiveerd lastmangement kunnen onder omstandigheden enkele voertuigfuncties, bijv. standkachel worden beperkt.
Wechsel ein-auf zweispaltig
18
18