(benzine versie)
Motor
Volg de instructies uit de handleiding HONDA GX 160, GEBRUIK EN ON-
DERHOUD, nauwkeurig op.
Voor het starten van de machine altijd het motoroliepeil controleren met
peilstok 3 (fi g. 4).
Elke 50 werkuren de motorolie door de afl oopleiding laten weglopen en
vervangen door verse olie. (fi g.7).
!
LET OP!
BIJ EEN NIEUWE MOTOR DE OLIE NA DE EERSTE 5 WERKUREN VER-
VANGEN.
Wanneer het motoroliepeil onder het minimum daalt, blokkeert een veili-
gheid in de HONDA motor de vonk naar de bougie en stopt de motor. Als
de motor onverwacht stopt, tijdens werken op steile hellingen of op vlak
terrein, het oliepeil controleren en zonodig olie bijvullen.
Reinigen en vervangen van motor luchtfi lter element
Voor elk gebruik van de machine de luchtfi lter element 1 (fi g. 8) controle,
om storingen aan de carburateur te voorkomen.
Elke 25 werkuren de fi lterelement reinigen.
!
LET OP!
DE LUCHTFILTERELEMENT VAKER REINIGEN ALS DE VEEGMACHINE IN
EEN ERG STOFFIGE OMGEVING WORDT GEBRUIKT. DE AANWIJZINGEN
UIT DE HANDLEIDING HONDA GX 160, GEBRUIK EN ONDERHOUD, OP-
VOLGEN VOOR HET REINIGEN VAN DE FILTERELEMENTEN.
(benzine en elektrische versie)
Zijborstel
De functie van de zijborstel is het verwijderen van vuil uit hoeken en lan-
gs randen en dit losgemaakte vuil binnen het bereik van de hoofdborstel
brengen.
Afstelling zijborstels
De zijborstel moet op de grond een spoor " T " achterlaten zoals in fi g.
te zien is. Naarmate de borstelharen versleten raken, dient u de hoogte
vanaf de vloer bij te stellen zodat het spoor gelijk blijft.
Ga hiervoor als volgt te werk:
• Draai borgmoer 3 losser.
• Draai knop 2 tegen de klok in totdat het borstelspoor "T" overeen
komt met het spoor in fi guur.
• Draai borgmoer 3 weer vast.
• Hierna controleren of de borstels goed functioneren en een spoor
"T" achterlaten zoals te zien is.
Vervanging zijborstel
Draai de drie schroeven 4 los (fi g. 10) zodat de borstel loskomt van zijn
steun.
Nadat u de nieuwe borstel gemonteerd heeft, de borstelafstelling op-
nieuw regelen.
!
LET OP!
WANNEER DE VEEGMACHINE NIET GEBRUIKT WORDT, MOET DE ZIJ-
BORSTEL VAN DE VLOER GEHEVEN WORDEN ZODAT DE BORSTELHA-
REN NIET VERVORMEN.
ONDERHOUD
3
2
41
FIG.7
T
FIG.
7-8-9-10
FIG.8
1
FIG.9
FIG.10
4