Télécharger Imprimer la page

Telwin GX EN175 F CE Manuel D'instructions page 28

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 11
lasstroom en -procedure.
In tabel 1 staan de lichtgradatienummers "Shade" die worden aanbevolen voor elektrisch
booglassen, voor algemene gebruiksprocedures en diverse intensiteitsniveaus van de
lasstroom. Controleer of de intensiteit van de lasstroom en de lasprocedure geschikt zijn voor de
lichtgradatiebescherming van het filter.
Regel de gevoeligheid "Sensitivity", op de modellen waarop dat is voorzien, afhankelijk van de
lichtintensiteit van de lasboog.
Regel de "delay-time" op de modellen waarop dat is voorzien, om de vertragingstijd in te
stellen voor de overgang van de donkere naar de lichte status, na onderbreking van de boog en
afhankelijk van de lichtintensiteit van het werkstuk.
Test voordat u begint met lassen of het filter donker kleurt, door op de toets "TEST" te
drukken (indien aanwezig) of door een intense lichtbron te gebruiken. Als het filter niet
donker kleurt, mag u niet beginnen met lassen.
De helm kan in de positie "GRIND" alleen worden gebruikt om te slijpen.
Na het gebruik en hoe dan ook voordat de helm wordt opgeborgen na het werk, moet worden
gecontroleerd of de helm niet beschadigd is en moeten eventuele druppels gesmolten metaal
van het zichtfilter worden verwijderd omdat die het zicht kunnen verminderen.
De helm moet zo worden opgeborgen dat er geen permanente vervormingen van de afmetingen
kunnen ontstaan en dat het filterende gezichtsglas niet kan breken.
6.2 HET ADEMHALINGSTOESTEL GEBRUIKEN
6.2.1 Bedieningselementen van het ademhalingstoestel (fig. E)
• Inschakelen: houd de knop On/Off (1) 1 seconde ingedrukt totdat de ventilatie begint. Alle
leds gaan branden en gaan dan uit. Het alarm gaat af en de ventilator trilt even en start altijd
met lage snelheid. Druk op de knop On/Off om af te wisselen tussen Lage snelheid (2) en Hoge
snelheid (3).
• Uitschakelen: houd de On/Off-knop 1 seconde ingedrukt totdat het hoorbare alarm en de
ventilator stoppen.
De gevaarindicator (4) gaat branden, het alarm klinkt en de ventilator trilt als het niveau
van de batterij laag is of als de luchtstroom is verminderd door een vuil filter, een verstopte
ademhalingsslang of andere problemen.
De indicator van het batterijniveau (5) laat zien hoeveel lading de batterij nog heeft:
• Groene led brandt als het niveau van de batterij hoger is dan 90%;
• Gele led brandt als het niveau van de batterij lager is dan 90% maar hoger dan 50%;
• Rode led brandt als het niveau van de batterij lager is dan 30% maar hoger dan 10%;
• Rode led knippert als het niveau van de batterij lager is dan 10%.
6.2.2 Test van de luchtstroom (fig. F)
Koppel de ademhalingsslang los van de helm. Breng de debietmeter (1) aan in de
ademhalingsslang (3). Houd de debietmeter omhoog en schakel de ventilator in: het kogeltje
van de debietmeter moet hoger zijn dan het teken van het "Minimum" (2). Als het kogeltje onder
de minimumwaarde is, moet de batterij worden gecontroleerd en of de componenten van het
filter goed zijn schoongemaakt en gemonteerd.
6.2.3 Test van het alarm ontbrekende luchtstroom (fig. G)
Koppel de ademhalingsslang los van de helm. Start de ventilator en blokkeer de luchtstroom
door uw handpalm op het open uiteinde van de ademhalingsslang te houden.
Blijf de luchtstroom blokkeren totdat het alarm klinkt en de ventilator trilt. Als het alarm niet
klinkt en de ventilator niet trilt, controleer dan de batterij en het filterelement.
6.2.4 Test van het complete ademhalingstoestel
Controleer voor gebruik van het ademhalingstoestel de volgende elementen:
• Luchtfiltergroep: controleer of het luchtfilter geschikt is voor de toepassing. Controleer
bovendien of het filter niet is beschadigd, of het goed is gemonteerd en stevig is verbonden
met de ventilatorgroep.
• Ademhalingsslang: controleer of de slang niet is beschadigd en goed is bevestigd aan de
ventilatorgroep en aan de kap van de helm.
• Batterij: controleer of de batterij helemaal opgeladen is en goed is bevestigd aan de
ventilatorgroep.
• Luchtstroom: test de luchtstroom volgens de tests die beschreven zijn in de vorige paragrafen.
• Alarm luchtdebiet: schakel de ventilatorgroep in en controleer de hoorbare, zichtbare en
voelbare (trillingen) alarmen volgens de beschrijvingen in de vorige paragrafen.
• Gezichtsafdichting: inspecteer de voorste pakking en vervang deze als hij is beschadigd.
6.2.5 Het ademhalingstoestel dragen (fig. H)
• Plaats de ventilatorgroep onderaan de rug met de ademhalingsslang die omhoog loopt.
• Bevestig de ceintuur om de taille en regel deze zo, dat het comfortabel aanvoelt maar dat de
ventilatiegroep wel goed is bevestigd.
7. ONDERHOUD EN REINIGEN
7.1 ONDERHOUD EN REINIGEN VAN DE HELM
• Vervang de batterijen wanneer de "RODE" led gaat branden.
• Vervang de externe/interne transparante beschermplaatjes van het filter als deze breuken,
krassen, kerven of vervormingen hebben. Beschermingen van slechte kwaliteit belemmeren
het zicht op uw werk, waardoor het beschermingsniveau van de helm gevaarlijk veel wordt
verminderd.
• Reinig regelmatig het oppervlak van het filter en de beschermplaatjes met een zachte doek
met een niet-agressieve reinigingsoplossing, bijvoorbeeld glasreinigers (het product niet
direct op het filter gieten).
• Controleer regelmatig of de zonnecellen en de sensoren niet verduisterd of bedekt zijn door
vuil. Als dat wel het geval is, maak deze dan schoon met een zacht papieren zakdoekje dat
eventueel licht is bevochtigd met een glasreiniger (het product niet direct op het filter gieten).
TAB. 1
Procedure van
lassen en
aanverwante technieken
Beklede elektroden
MAG
TIG
MIG op zware metalen (*)
MIG op lichte legeringen
Boogsnijden met perslucht
Plasmajet-snijden
Microplasma-booglassen
(*) De uitdrukking "zware metalen" is van toepassing op stalen, staallegeringen, koper en legeringen, enz.
Nummers van gradatie (shade) en aanbevolen gebruiken voor het booglassen
1.5
10
15
30
40
6
8
8
8
9
10
10
9
4
5
6
1.5
6
10
15
30
40
• Reinig en desinfecteer de helm uitsluitend met water en zeep of in ieder geval met een
product zonder oplosmiddelen. Het gebruik van chemische oplosmiddelen tast het uiterlijk
van de helm aan en kan zelfs de volledige integriteit van de helm verminderen.
• Een goede algemene verzorging van de helm zorgt ervoor dat de helm in goede staat blijft,
zowel wat het gebruik als de onderdelen van de helm betreft.
• Reinig regelmatig het oppervlak van het filter met een zachte doek met een niet-agressieve
reinigingsoplossing, bijvoorbeeld glasreinigers (het product niet direct op het filter gieten).
7.2 ONDERHOUD EN REINIGEN VAN HET ADEMHALINGSTOESTEL
Koppel de batterij, de ademhalingsslang en de ventilator los. Inspecteer alle onderdelen op
eventuele beschadigingen. Vervang alle beschadigde onderdelen voordat het toestel wordt
opgeslagen of opnieuw wordt gebruikt.
• Ventilator: reinig de externe oppervlakken van de PAPR-groep en van de batterij met een
zachte doek die is bevochtigd met een oplossing van water en een reinigingsmiddel met
neutrale pH.
Dompel de ventilator of de batterij niet onder in water. Gebruik geen oplosmiddelen of
schurende reinigingsmiddelen. Probeer de binnenkant van de ventilator niet te reinigen met
perslucht.
Controleer of de elektrische contacten van de ventilator en de batterij droog zijn.
Als de ventilator lang niet wordt gebruikt, verwijder dan het filter en de batterij en bewaar ze
op een schone, droge en frisse plaats, zonder dampen van oplosmiddelen.
• Ademhalingsslang: reinig de verbindingszone van de ademhalingsbuis met water en
reinigingsoplossing. De ademhalingsslang mag in water worden ondergedompeld voor de
reiniging. De binnenkant van de slang moet helemaal worden drooggemaakt voor gebruik
of opslag. Laat aan de lucht drogen of droog de slang door deze aan de ventilatoreenheid te
bevestigen om lucht door de slang te blazen totdat deze droog is.
• HEPA-filter: open het filterdeksel en inspecteer het HEPA-filter. Vervang het filter als het te vuil
is.
8. PROBLEMEN EN OPLOSSINGEN
Tijdens de werking van de helm kunnen er algemeen voorkomende problemen ontstaan, die
hier worden vermeld, samen met de oplossingen:
• Het filter kleurt niet donker of de overgang van de lichte naar de donkere staat en vice versa is
instabiel.
Mogelijke oplossing:
- De transparante externe bescherming van het filter is vuil of beschadigd (vervang de
transparante externe bescherming).
- De sensoren zijn vuil (reinig het oppervlak van de sensoren).
- Het niveau van de lasstroom is te laag (verhoog de gevoeligheid, indien aanwezig, of
vervang de helm door een andere met een filter dat geschikt is voor het gebruik).
• Langzame overgang.
Mogelijke oplossing:
- Bedrijfstemperatuur te laag (niet gebruiken bij een omgevingstemperatuur van minder dan
-5°C (+23°F).
• Slecht zicht.
Mogelijke oplossing:
- De externe en/of interne bescherming van het filter en/of het filter zelf zijn vuil of beschadigd
(reinig de vuile onderdelen en vervang de beschadigde).
- Er is niet voldoende licht in de omgeving (zorg voor een betere verlichting van de omgeving).
- Het gradatienummer op de schaal is niet goed ingesteld (selecteer de juiste waarde op de
modellen waarop dat mogelijk is).
• De ventilator stuurt geen lucht naar de helm.
Mogelijke oplossing:
- Druk op ON / OFF om de ventilator in te schakelen.
- Laad de batterij opnieuw op.
- Controleer of de batterij goed is bevestigd aan de ventilator.
- Verwijder de blokkering van de uitgang van de ventilator en van de ademhalingsslang.
• De lading van de batterij duurt korter dan verwacht.
- Controleer of de batterij volledig is opgeladen.
- Vervang de batterij.
- Vervang de batterijlader.
- Controleer het luchtfilter en vervang het indien nodig.
• De ventilator mag niet worden uitgeschakeld.
- Houd ON/OFF 1 seconde ingedrukt.
• Het rode waarschuwingslampje van de batterij knippert.
- Laad de batterij op of vervang hem.
• De gevaarindicator brandt, het alarm klinkt of de ventilator trilt.
- Controleer het luchtdebiet van de ventilator zoals aangegeven in de vorige paragrafen.
OPGELET!
Als de hierboven beschreven storingen niet kunnen worden opgelost,
stop dan onmiddellijk het gebruik van de helm en neem contact op met de
dichtstbijzijnde distributeur.
Stroom in Ampères
60
70 100 125 150 175 200 225 250 300 350 400 450 500 600
9
10
9
10
9
10
11
10
10
11
7
8
9
10
60
70 100 125 150 175 200 225 250 300 350 400 450 500 600
- 28 -
11
12
11
12
12
13
11
12
11
12
13
11
12
13
12
13
11
12
13
14
13
14
13
14
14
14
15

Publicité

loading

Ce manuel est également adapté pour:

Gx 1 b ceGx 1 f ceTh2p r sl