capnograaf.
- Het "GAS ESCAPE" systeem is vervaardigd met het doel om elk
mogelijk verstoppingsrisico van de gasuitlaat te vermijden; indien de
gasuitlaat namelijk verstopt zou raken zou er onmiddellijk lucht in het
bloedcompartiment terechtkomen.
- SORIN
GROUP
ITALIA
luchtbelopvangsysteem of een filter op de arteriële lijn om het risico een
embolie bij de patiënt te veroorzaken te vermijden.
10) AANSLUITING VACUÜMLIJN
Sluit de vacuümregelaar als volgt aan op het hulpmiddel:
1) sluit het bij het product geleverde verloopstuk (fig. 2, rif. 19) aan op de pos-
lock "Vacuum Line Port" op het cardiotomiereservoir (fig. 2, ref. 18)
2) verwijder de gele beschermdop van het verloopstuk
3) verbind hiermee de lijn van º" met condenskamer die samen met het
product geleverd is
4) sluit het andere uiteinde van de lijn aan op het vacuümregelsysteem.
11) VLUCHTIGE ANESTHETICA
De oxygenator is geschikt voor gebruik met de vluchtige anesthetica isofluraan
en sevofluraan, door middel van een geschikte verdamper van narcosegassen.
Als deze vluchtige anesthetica worden gebruikt, moet een methode om het gas
uit de oxygenator te spoelen in beschouwing worden genomen.
Het protocol, de concentratie en de bewaking van de anesthetica die aan de
patiënt worden toegediend, zijn uitsluitend voor verantwoordelijkheid van de arts
die verantwoordelijk is voor de behandeling.
De enige vluchtige anesthetica die geschikt zijn voor dit gebruik zijn
isofluoraan en sevofluoraan.
De methodes toegepast voor het spoelen van vluchtige anesthetica mogen
op geen enkele wijze het drukniveau bij de oxygenatorvezels verhogen of
verlagen.
F. VUL- EN RECIRCULATIEPROCEDURE
- Pas tijdens deze procedure geen vacuüm toe.
- Gebruik geen vuloplossing op alcohol-basis: hierdoor kan de goede werking
van de oxygenatiemodule aangetast worden.
1) HOUD DE GASFLOW UITGESCHAKELD
2) HOUD DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN VAN DE
OXYGENATOR GESLOTEN
Controleer of de kraan op de recirculatie-/aftaplijn dicht is.
3) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN AFSLUITEN
Sluit de veneuze lijn af. Sluit de arteriële lijn af op enkele centimeters afstand
van de arteriële uitlaataansluiting van de oxygenator.
4) CONTROLE VAN DE WARMTEWISSELAAR
Controleer nogmaals of de warmtewisselaar intact is en ga na dat er geen water
lekt.
5) HET VENEUZE RESERVOIR VULLEN
Borg alle zuiglijnen die op het cardiotomiereservoir zijn aangesloten. Vul het
cardiotomiereservoir met voldoende vloeistof en verzeker u ervan dat de
bedoelde hematocriet wordt verkregen, waarbij u rekening moet houden met het
volgende:
-
het herwonnen vulvolume van de oxygenator bedraagt 270 ml;
-
de slang van 3/8" heeft een inhoud van 72 ml/m;
-
de slang van 1/2" heeft een inhoud van 127 ml/m.
Sluit de uitlaatslang van het veneuze reservoir af.
Om het veneuze reservoir te vullen of als de inhoud van het
cardiotomiereservoir niet voldoende is (1200 ml), dan moet u de aansluiting naar
het reservoir toe openen door de verbindingsklep (fig. 2, ref. 3) die aan de
bovenkant van het cardiotomiereservoir is aangebracht omhoog te doen
(geopende stand), en hem open houden tijdens de recirculatie.
6) HET SYSTEEM VULLEN
- De druk in het bloedcompartiment van de oxygenatiemodule mag de 100
kPa (1 bar / 14 psi) niet overschrijden.
Sluit de uitlaat van het veneus reservoir en haal het pompsegment af van de kop
van de arteriële pomp. Doe de klem waarmee het wordt afgesloten langzaam
open en vul het pompsegment door het net zo hoog te houden als het veneuze
reservoir. Laat het slanggedeelte dat nog gevuld moet worden omlaag zakken,
de lucht die daarin zit wordt naar de oxygenator geleid. Het volledig vullen van
30
adviseert
het
gebruik
van
NL – NEDERLANDS
de oxygenatiemodule gebeurt door middel van de zwaartekracht. Als de D903
AVANT VAVD gevuld is, plaats dan het pompsegment in de arteriële pomp.
7) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN OPENEN
Haal de klemmen van de veneuze en de arteriële lijn af en verhoog de flow tot
2000 ml/min.
8) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN OPENEN
een
Nadat de stappen tot en met punt 7 zijn uitgevoerd moet u de snelheid van de
arteriële pomp verhogen totdat de flow de max. waarde van 7,5 l/min bereikt.
Draai de kraan van de recirculatie-/aftaplijn gedurende enkele seconden open
zodat de recirculatie-/aftaplijn van de oxygenator wordt gevuld.
9) DE LUCHT UIT HET SYSTEEM LATEN ONTSNAPPEN
Tijdens deze fase moet op heel het systeem geklopt worden om ervoor te
zorgen dat de microluchtbellen van de wanden van de slangen loslaten. Na
enkele minuten waarin de flow op een hoog niveau moet worden gehouden zal
alle aanwezige lucht afgevoerd zijn.
10) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN SLUITEN
Na 3-5 minuten recirculatie waarin de flow op een hoog niveau wordt gehouden
zal alle lucht afgevoerd zijn en kunt u de recirculatie-/aftaplijn door middel van
de betreffende kraan sluiten.
11) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN AFSLUITEN
- Gebruik tijdens de vulfase geen pulserende flow.
- Controleer of de dosering van de anticoagulans in het systeem juist is
alvorens met de bypass te beginnen.
- SORIN GROUP ITALIA adviseert gebruik te maken van de
snelheidsregelaar van de pomp om de arteriële flow langzaam te
verminderen of te stoppen.
- Gebruik de aan-/uitschakelaar van de pomp niet totdat de snelheid van
de pomp nul bedraagt.
- Als het verloopstuk D523C en een systeem op de coronaire
uitlaataansluiting is aangesloten moet u controleren of het systeem
gevuld is.
- Sluit de lijn met een klem enkele centimeters na de uitlaat af.
- Breng geen negatieve druk op de coronaire uitlaataansluiting aan. Door
een negatieve druk kunnen er in het bloedcompartiment namelijk
microgasbellen worden gevormd.
G. MET DE BYPASS BEGINNEN
1) SLUITING VERBINDINGSLEUTEL
Sluit de verbindingssleutel cardiotomiereservoir/veneus reservoir (fig. 2, ref. 3).
Nu kan er vacuüm op het veneuze reservoir worden toegepast.
- De negatieve druk die hop het reservoir wordt uitgeoefend mag nooit
groter zijn dan ñ80mmHg (10,4 KPa / 0,10 bar).
- Controleer de werking van het regelmechanisme van het vacuum en de
vacuumgraad regelmatig
2) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN OPENEN
Haal eerst de klem van de arteriële lijn af en daarna van de veneuze lijn. Start
de bypass met een bloedflow die geschikt is met het oog op de omvang van de
patiënt. Houd het bloedpeil in het veneuze reservoir constant in de gaten.
3) CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE
WARMTEWISSELAAR
Controleer de temperatuur van het veneuze en het arteriële bloed.
4) KEUZE VAN DE GESCHIKTE GASFLOW
De gas-/bloedverhouding die bij een normale lichaamstemperatuur wordt
geadviseerd is 1:1 met een Fi0
- Schakel altijd eerst de bloedflow en daarna de gasflow in. De gas-
/bloedverhouding mag nooit meer zijn dan 2:1.
- De druk in het bloedcompartiment moet altijd hoger zijn dan de druk in
het gascompartiment; dit om de vorming van gasbellen in het
bloedcompartiment te voorkomen.
5) BLOEDGASANALYSE
Enkele minuten nadat de bypass gestart is, moet het gasgehalte in het bloed
gecontroleerd worden. Afhankelijk van de vastgestelde waarden moet u de
betreffende parameters als volgt afstellen:
Hoog pO2
Laag pO2
Hoog pCO2
van 80:100%.
2
verlaag de FiO2
verhoog de FiO2
verhoog de gasflow