10) VLUCHTIGE ANESTHETICA
De oxygenator is geschikt voor gebruik met de vluchtige anesthetica isofluraan en
sevofluraan, door middel van een geschikte verdamper van narcosegassen. Als
deze vluchtige anesthetica worden gebruikt, moet een methode om het gas uit de
oxygenator te spoelen in beschouwing worden genomen. Het protocol, de
concentratie en de bewaking van de anesthetica die aan de patiënt worden
toegediend, zijn uitsluitend voor verantwoordelijkheid van de arts die
verantwoordelijk is voor de behandeling.
De enige vluchtige anesthetica die geschikt zijn voor dit gebruik zijn
isofluoraan en sevofluoraan
De methodes toegepast voor het spoelen van vluchtige anesthetica mogen
op geen enkele wijze het drukniveau bij de oxygenatorvezels verhogen of
verlagen.
F. VUL- EN RECIRCULATIEPROCEDURE
Gebruik geen vuloplossing op alcohol-basis: hierdoor kan de goede werking van de
oxygenatiemodule aangetast worden.
1) HOUD DE GASFLOW UITGESCHAKELD
2) HOUD DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN VAN DE
OXYGENATOR GESLOTEN
Controleer of de kraan op de recirculatie-/aftaplijn dicht is.
3) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN AFSLUITEN
Sluit de veneuze lijn af. Sluit de arteriële lijn af op enkele centimeters afstand van de
arteriële uitlaataansluiting van de oxygenator.
4) CONTROLE VAN DE WARMTEWISSELAAR
Controleer nogmaals of de warmtewisselaar intact is en ga na dat er geen water
lekt.
5) HET VENEUZE RESERVOIR VULLEN
Borg alle zuiglijnen die op het cardiotomiereservoir zijn aangesloten. Vul het
cardiotomiereservoir met voldoende vloeistof en verzeker u ervan dat de bedoelde
hematocriet wordt verkregen, waarbij u rekening moet houden met het volgende:
-
het herwonnen vulvolume van de oxygenator bedraagt 160 ml;
-
de slang van 3/8" heeft een inhoud van 72 ml/m;
-
de slang van 1/2" heeft een inhoud van 127 ml/m.
Sluit de uitlaatslang van het veneuze reservoir af.
Om het veneuze reservoir te vullen of als de inhoud van het cardiotomiereservoir
niet voldoende is (1200 ml), dan moet u de aansluiting naar het reservoir toe
openen door de verbindingsklep (fig. 2, ref. 5) die aan de bovenkant van het
cardiotomiereservoir is aangebracht omhoog te doen (geopende stand).
6) HET SYSTEEM VULLEN
- De druk in het bloedcompartiment van de oxygenatiemodule mag de 100
kPa (1 bar / 14 psi) niet overschrijden.
Sluit de uitlaat van het veneus reservoir en haal het pompsegment af van de kop
van de arteriële pomp. Doe de klem waarmee het wordt afgesloten langzaam open
en vul het pompsegment door het net zo hoog te houden als het veneuze reservoir.
Laat het slanggedeelte dat nog gevuld moet worden omlaag zakken, de lucht die
daarin zit wordt naar de oxygenator geleid. Het volledig vullen van de
oxygenatiemodule gebeurt door middel van de zwaartekracht. Als de D 905 EOS
gevuld is, plaats dan het pompsegment in de arteriële pomp.
7) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN OPENEN
Haal de klemmen van de veneuze en de arteriële lijn af en verhoog de flow tot 2000
ml/min.
8) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN OPENEN
Nadat de stappen tot en met punt 7 zijn uitgevoerd moet u de snelheid van de
arteriële pomp verhogen totdat de flow de max. waarde van 5 l/min bereikt. Draai de
kraan van de recirculatie/aftaplijn gedurende enkele seconden open zodat de
recirculatie/aftaplijn van de oxygenator wordt gevuld.
9) DE LUCHT UIT HET SYSTEEM LATEN ONTSNAPPEN
Tijdens deze fase moet op heel het systeem geklopt worden om ervoor te zorgen
dat de microluchtbellen van de wanden van de slangen loslaten. Na enkele minuten
waarin de flow op een hoog niveau moet worden gehouden zal alle aanwezige lucht
afgevoerd zijn.
10) HET MONSTERNEMINGSSYSTEEM VULLEN
U kunt de lucht als volgt uit het A/V monsternemingssysteem en de coronaire
uitlaataansluiting laten ontsnappen:
-
Draai de keuzeschakelaar van het systeem in de "A-V SHUNT" stand.
40
-
Controleer of de A/V monsternemingslijn en de coronaire uitlaataansluiting
volledig ontlucht is.
-
Zet de keuzeschakelaar van het systeem weer in de OFF stand.
11) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN SLUITEN
Na 3-5 minuten recirculatie waarin de flow op een hoog niveau wordt gehouden zal
alle lucht afgevoerd zijn en kunt u de recirculatie-/aftaplijn door middel van de
betreffende kraan sluiten.
12) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN AFSLUITEN
- Gebruik tijdens de vulfase geen pulserende flow.
- Controleer of de dosering van de anticoagulans in het systeem juist is
alvorens met de bypass te beginnen.
- SORIN GROUP ITALIA adviseert gebruik te maken van de
snelheidsregelaar van de pomp om de arteriële flow langzaam te
verminderen of te stoppen.
- Gebruik de aan-/uitschakelaar van de pomp niet totdat de snelheid
van de pomp nul bedraagt.
- Als het verloopstuk D523C en een systeem op de coronaire
uitlaataansluiting is aangesloten moet u controleren of het systeem gevuld
is.
- Sluit de lijn met een klem enkele centimeters na de uitlaat af.
- Breng geen negatieve druk op de coronaire uitlaataansluiting aan. Door
een negatieve druk kunnen er in het bloedcompartiment namelijk
microgasbellen worden gevormd.
G. MET DE BYPASS BEGINNEN
1) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN OPENEN
Haal eerst de klem van de arteriële lijn af en daarna van de veneuze lijn. Start de
bypass met een bloedflow die geschikt is met het oog op de omvang van de patiënt.
Houd het bloedpeil in het veneuze reservoir constant in de gaten.
2) CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE
WARMTEWISSELAAR
Controleer de temperatuur van het veneuze en het arteriële bloed.
3) KEUZE VAN DE GESCHIKTE GASFLOW
De gas-/bloedverhouding die bij een normale lichaamstemperatuur wordt
geadviseerd is 1:1 met een Fi0
- Schakel altijd eerst de bloedflow en daarna de gasflow in. De gas-
/bloedverhouding mag nooit meer zijn dan 2:1.
- De druk in het bloedcompartiment moet altijd hoger zijn dan de druk in het
gascompartiment; dit om de vorming van gasbellen in het
bloedcompartiment te voorkomen.
4) BLOEDGASANALYSE
Enkele minuten nadat de bypass gestart is, moet het gasgehalte in het bloed
gecontroleerd worden. Afhankelijk van de vastgestelde waarden moet u de
betreffende parameters als volgt afstellen:
Hoog pO
Laag pO
Hoog pO
Laag pO
H. TIJDENS DE BYPASS
1) CONTROLE VAN DE VENEUZE RETOURFLOW
Als er een grotere veneuze retourflow nodig is moet u zowel de oxygenator als het
veneuze reservoir ten opzichte van de patiënt laten zakken.
- De ACT (Activated Coagulation Time) moet altijd langer zijn dan of gelijk
aan 480 seconden om een correcte anticoagulatie van het extracorporele
systeem te waarborgen.
- Indien het nodig is een anticoagulans aan de patiënt toe te dienen moet u
gebruik
monsternemingssysteem.
2) ARTERIËLE MONSTERNEMING
a)
Draai de keuzeschakelaar van het monsternemingssysteem (fig. 2, ref. 10) op
de "A-SAMPLE PURGE" stand (de arteriële lijn zal dan automatisch afgetapt
worden).
b)
Steek een spuit in de female luer aansluiting die voor de monsterneming dient
en waar "SAMPLE PORT" op staat.
c)
Zuig een hoeveelheid bloed van niet minder dan 2 ml aan (dankzij het
automatisch aftappen hoeft de handeling niet herhaald te worden). Een
zelfafsluitende klep zorgt ervoor dat elke lekkage van bloed uit de luer
NL - NEDERLANDS
van 80:100%.
2
verlaag de FiO
2
verhoog de FiO
2
verhoog de gasflow
2
verlaag de gasflow
2
maken
van
de
"DRUGS
2
2
PORT"
kraan
van
het