Laag pCO2
H. TIJDENS DE BYPASS
1) CONTROLE VAN DE VENEUZE RETOURFLOW
Regel het vacuüm dat op het veneuze reservoir wordt toegepast zodanig dat u
een correcte veneuze retourflow verkrijgt.
- De ACT (Activated Coagulation Time) moet altijd langer zijn dan of gelijk
aan 480 seconden om een correcte anticoagulatie van het
extracorporele systeem te waarborgen.
2) RECIRCULATIE MET LAGE FLOW
(Hypothermie gepaard met circulatiestilstand).
- Stop de toepassing van vacuüm tijdens de hele stopprocedure van de
circulatie.
- Ontlucht de vacuümlijn terwijl u het ontluchtingslipje op het
verloopstuk, dat verbonden is met de aansluiting "Vacuum Line Port",
gespannen houdt, gedurende enkele seconden
a) Verlaag de gasflow tot een waarde van minder dan 500 ml/min.
b) Open de recirculatielijn (hendel van de recirculatie-/aftaplijn in de stand
"RECIRCULATION") en sluit de inlaatlijn van het veneuze reservoir (fig. 2,
ref. 13) af.
c)
Verlaag de snelheid van de arteriële pomp tot een waarde van 2000
ml/min.
d) Sluit de arteriële lijn van de oxygenatiemodule af (fig. 2, ref. 5).
e) Recirculeer met maximaal 2000 ml/min gedurende heel de duur van de
circulatiestilstand.
f)
Om de bypass na de circulatiestilstand opnieuw te starten, moet u de
veneuze lijn en de arteriële lijn openen en de bloedflow langzaam
verhogen.
g) Sluit de recirculatielijn (de hendel in de horizontale "CLOSE" stand) af.
h) Stel de gasflow bij.
i)
Hervat de drainage door middel van vacuüm.
3) BEHEER VAN HET VENEUZE EN HET
CARDIOTOMIERESERVOIR
Zoals vermeld in de beschrijving (paragraaf A), is het mogelijk het
cardiotomiereservoir van de D903 AVANT VAVD te scheiden van het veneuze
reservoir.
Deze scheiding wordt verkregen door de verbindingsklep aan de bovenkant van
het cardiotomiereservoir omlaag te zetten.
- Tijdens een veneuze drainageprocedure met vacuüm moet de
verbindingssleutel (fig. 2, ref. 3) in lage (gesloten) stand blijven. Open de
verbindingssleutel alleen zolang als nodig is om, wanneer men dat
nodig acht, het bloed dat is verzameld in het cardiotomiereservoir naar
het veneuze reservoir te sturen.
- Als u wilt overgaan van veneuze drainage met vacuüm naar traditionele
veneuze drainage, moet het vacuüm worden gestopt en moet de
verbindingsklep (fig. 2, ref. 3) worden geopend. De klep kan in deze
positie worden geblokkeerd met de rode klem die in de bij het product
geleverde convenience kit te vinden is.
- Wanneer het veneuze reservoir helemaal vol is, grijpt een
veiligheidssysteem in dat het vacuüm uitschakelt (fig. 2, ref. 17). Om de
veneuze drainage met vacuüm te hervatten, moet enkele seconden lang
aan het ontluchtingslipje (fig. 2, ref. 21) worden getrokken op het
verloopstuk dat verbonden is met de aansluiting "Vacuum Line Port"
(fig. 2, ref. 18).
Indien u vuloplossing rechtstreeks aan het veneuze reservoir wilt toevoegen dan
moet u gebruik maken van de aansluiting "Venous Reservoir Port" (fig. 2, ref.
15).
Houd de verbinding "Venous Reservoir Port" gesloten tijdens een veneuze
drainageprocedure met vacuüm. Open hem wanneer het nodig is
vloeistoffen naar het veneuze reservoir te sturen, en alleen zolang als
nodig is om dit te doen.
Als de verbindingsklep omhoog staat gedraagt het hard shell reservoir zich als
een normaal veneus reservoir.
4) DE LUCHT CONTINU LATEN ONTSNAPPEN
Als u de kraan van de recirculatie-/aftaplijn in de horizontale "PURGE" stand laat
staan is het mogelijk de lucht tijdens de bypass continu uit de oxygenatiemodule
te laten ontsnappen. Onder deze omstandigheden en bij een maximale arteriële
bloedflow, is de aftapflow naar het veneuze reservoir slechts enkele ml/min.
I. DE BYPASS BEËINDIGEN
Dit moet op basis van de individuele toestand van de patiënt gedaan worden. Handel
verlaag de gasflow
zoals hieronder beschreven:
1)
Schakel de gasflow uit.
2)
Schakel de warmtecirculatiepomp uit.
3)
Verlaag de snelheid van de arteriële pomp langzaam tot nul en sluit tegelijkertijd
de veneuze lijn af.
4)
Sluit de arteriële lijn af.
5)
Open de recirculatielijn.
6)
Verhoog de snelheid van de pomp tot een flow van 2000 ml/min.
- Als de extracorporele circulatie daarna opnieuw gestart moet worden dan moet
er een minimum bloedflow in de D903 AVANT VAVD gehouden worden (max.
2000 ml/min).
- Schakel de warmtecirculatiepomp tijdens de recirculatie niet uit.
- Controleer of het eventuele systeem dat op de coronaire uitlaataansluiting is
aangesloten naar behoren afgesloten is.
J. HET BLOED NA BEËINDIGING VAN DE BYPASS
OPVANGEN
1) Vang zoveel mogelijk bloed uit de veneuze lijn op in het veneuze
reservoir, zodra de chirurg de canules uit de vena cava van de patiënt
heeft gehaald.
2) Voer bloed in de aorta-canule toe afhankelijk van de individuele
toestand van de patiënt en laat het niveau in het veneuze reservoir
langzaam zakken.
3) Als het veneuze reservoir bijna leeg is moet u de arteriële pomp stoppen
en de arteriële lijn afsluiten.
K. GEBRUIK VAN HET CARDIOTOMIERESERVOIR
VOOR POSTOPERATIEVE AUTOTRANSFUSIE
Voor de postoperatieve autotransfusie door middel van het veneuze
reservoir moet u op de hieronder beschreven wijze handelen:
1.
Koppel de recirculatie-/aftaplijn los.
2.
Scheid het veneuze reservoir van de oxygenatiemodule door de witte haak los te
maken.
3.
Plaats
het
borstkasdrainage", art. nr. 05039 en maak gebruik van één van onderstaande kits
die als optie verkrijgbaar zijn waarbij u de betreffende gebruiksaanwijzing moet
lezen:
-
D 540 AUTOTRANSFUSIEOMSCHAKELKIT artikelnr. 05053;
-
D 540 W AUTOTRANSFUSIEOMSCHAKELKIT, uitgerust met een
waterklep, artikelnr. 05062.
4.
Sluit alle verbindingen die gebruikt worden tijdens de bypass, inclusief de
ontluchting op het cardiotomiereservoir (fig. 2, ref. 22).
5.
Sluit de vacuümregelaar aan op de connector "Vacuum Line Port" (fig. 2 ref. 19)
6.
De verbindingssleutel (fig. 2, ref. 3) moet geblokkeerd worden met de rode klem in
de bij het product geleverde convenience kit.
- De negatieve druk die hop het reservoir wordt uitgeoefend mag nooit groter
zijn dan ñ80mmHg (10,4 KPa / 0,10 bar). -Controleer de werking van het
regelmechanisme van het vacuum en de vacuumgraad regelmatig
- Als er een zodanige negatieve druk wordt toegepast op het systeem dat de
overdrukklep tot ingrijpen gedwongen wordt, zal het opgevangen bloed niet
meer geschikt zijn voor transfusie omdat het verontreinigd is.
L. DE OXYGENATOR VERVANGEN
Tijdens de perfusie moet er altijd een reserveoxygenator aanwezig zijn. Nadat het
medische hulpmiddel zes uur met bloed is gebruikt of indien er zich dusdanige situaties
voordoen waardoor naar de mening van degene die verantwoordelijk is voor de
perfusie de veiligheid van de patiënt in gevaar wordt gebracht (ontoereikende prestaties
van de oxygenator, lekkages, abnormale bloedparameters enz.) moet het medische
hulpmiddel vervangen worden zoals hieronder aangegeven.
Pas tijdens de gehele vervangingsprocedure steriele technieken toe.
Vervanging van de oxygenator en van het AVANT DUAL RESERVOIR
1)
Stop de toepassing van vacuüm op het veneuze reservoir
2)
Schakel de gasflow uit.
3)
Sluit de veneuze lijn door het plaatsen van twee klemmen (op 5 cm afstand van
elkaar).
4)
Stop de arteriële pomp en sluit de arteriële lijn door het plaatsen van twee
klemmen (op 5 cm afstand van elkaar) in de buurt van de oxygenator.
5)
Stop de waterflow naar de warmtewisselaar, sluit de waterlijnen af en verwijder ze.
6)
Verwijder de gaslijn, alle monitoring- en monsternemingslijnen.
7)
Snijd de veneuze retourlijn en de arteriële lijn tussen de beide klemmen door en
laat een voldoende lange slang over voor de volgende aansluiting.
8)
Haal de D903 AVANT VAVD uit de houder en het pompsegment uit de arteriële
pomp.
9)
Plaats de D903 AVANT VAVD opnieuw op de houder. Sluit alle lijnen aan (de
veneuze lijn op het veneuze reservoir, de arteriële en de gaslijn op de oxygenator,
de pomplijn op het veneuze reservoir en de oxygenator, de vacuümlijn op het
NL – NEDERLANDS
veneuze
reservoir
op
de
houder
voor
"postoperatieve
31