beert de temperatuur van de afzuig- of kamerlucht te
houden op het niveau dat is ingesteld op het bedie-
ningspaneel, door de ingestelde waarde van de con-
troller voor toevoerlucht te regelen.
De controller voor toevoerlucht zorgt dat de tempera-
tuur niet lager of hoger wordt dan de waarden die zijn
ingesteld in het bedieningspaneel.
Regeling van constante temperatuur van afzuiglucht
(of kamerlucht) wordt gebruikt als de temperatuur in
het hele gebouw wordt geregeld door verwarming
of koeling van de toevoerlucht van de ventilatieunit.
Deze regelmethode is een standaardfunctie van venti-
latieunits met CG-koeling.
Voor regeling van de kamertemperatuur moet de ven-
tilatieunit zijn uitgerust met een temperatuursensor
die is aangesloten op het bedieningspaneel (extra
apparatuur) of met een kamertemperatuurzender die
is aangesloten op de MD-kaart (extra apparatuur).
Metingen voor de kamertemperatuur moeten afzon-
derlijk in gebruik worden genomen in de instellingen
van het bedieningspaneel.
Verwarming wordt geactiveerd als de regeling om
verwarming vraagt. Koeling is alleen actief als de rege-
ling om koeling vraagt. Verwarmen en koelen zijn niet
tegelijkertijd ingeschakeld.
Het model EDW is voorzien van een controlefunctie
voor het retourwater van de hydronische spiraal.
Verwarming wordt geactiveerd als de temperatuur
van retourwater onder de ingestelde grenswaarde
daalt.
Als u Max. verwarming / Max. koeling selecteert in het
snelmenu van het bedieningspaneel, wordt tijdelijk
extra krachtige verwarming of koeling geactiveerd.
Met deze actie zet u de regeling van toevoerlucht op
maximale kracht en laat u de ventilator net zo snel
draaien als voor "handmatige boost".
De actie blijft actief tot de temperatuur is bereikt
die in het hoofdscherm van het bedieningspaneel is
ingesteld.
Alarmen
In de alarmmodi wordt de ventilatieunit helemaal
stopgezet (A-alarmen, bijvoorbeeld brandalarm) of
blijft de unit draaien met een foutstatus waarbij de
afzuigventilator draait op minimale snelheid (zoge-
naamde AB-alarmen, bijvoorbeeld als de toevoerlucht
te koud is).
De unit kan zo worden geconfigureerd dat de afzuig-
ventilator ook wordt stopgezet bij een AB-alarm.
Onderhoud
De unit vereist nauwelijks onderhoud. Het onderhoud
beperkt zich hoofdzakelijk tot
• filters vervangen
• warmtewisselaar vervangen
• ventilatoren vervangen
wAARschuwINg: Schakel voordat u begint
met onderhoudswerkzaamheden de voedings-
spanning uit met behulp van de hoofdschake-
laar of bij de LTR-serie door het onderhoudsluik
te verwijderen. Wacht circa twee (2) minuten
voordat u begint met onderhoudswerkzaamhe-
den! Hoewel de voedingsspanning is uitgescha-
keld, blijven de ventilatoren nog enige tijd
draaien en is de elektrische spoel in ECE-
modellen heet.
Filters vervangen
De vervangingsinterval is maximaal vier (4) maanden
voor vlakfilters en maximaal zes (6) maanden voor
zakfilters. Bij gebruik van F5 zakfilters kan de vervan-
gingsinterval worden verlengd tot een (1) jaar door de
binnenzijde van de filters te stofzuigen.
OpMeRKINg: Het verdient aanbeveling tegelij-
kertijd de binnenzijde van de unit te stofzuigen.
Vlakfilters vervangen
1.
Verwijder de filtercassettes uit het apparaat.
2.
Haal het oude filterweefsel los van het frame.
3.
Vervang het oude filterweefsel door nieuw
filterweefsel.
4.
Plaats de filtercassette terug in de unit, waarbij
het steungaas naar de warmtewisselaar gericht
moet zijn.
Zakfilters vervangen
1.
Open de grendel.
2.
Verwijder het oude filter.
3.
Plaats een nieuw filter.
4.
Vergrendel de filtergrendel.
Niet alle modellen hebben filtergrendels.
NL
175
Installatie-instructies