De ventilatoren draaien met een bepaalde snelheid,
op basis van de actieve modus. Bij inbedrijfstelling van
de ventilatieunit kan voor elke modus een bepaalde
ventilatorsnelheid (of kanaaldruk) worden gedefini-
eerd. De toevoerventilator en afzuigventilator hebben
elk een eigen snelheid.
De volgende modi zijn van invloed op de ventilatoren:
• Thuis (Kantoor)
• RV%-, CO
- of temperatuur-boosting
2
• Niet thuis
• Zomernachtkoeling
• Handmatige boost
• Overdruk, fornuisafzuiging en centraal
stofzuigsysteem
• Alarmmodi A en B
Voor elk van deze modi wordt een snelheid ingesteld
voor de toevoer- en afzuigventilator. Een uitzondering
zijn de alarmmodi waarbij de toevoerventilator altijd
stilstaat en de afzuigventilator stilstaat of draait met
minimale snelheid.
Regeling van constante kanaaldruk
Constante kanaaldruk is een alternatief voor inge-
stelde ventilatorsnelheid. Als constante kanaaldruk
wordt gebruikt, wordt aan elke modus een vast druk-
verschil toegewezen dat door een geautomatiseerd
systeem op peil wordt gehouden.
Twee drukverschilzenders 0-10V/24V (optionele acces-
soires) kunnen worden aangesloten op het moeder-
bord van de ventilatieunit. De sensoren meten het
drukverschil tussen het toevoerkanaal (afzuigkanaal)
en de omgevingslucht. Het drukverschil wordt binnen
de streefwaarden gehouden door de ventilatorsnel-
heid aan te passen. Als het drukverschil wordt geme-
ten met IRIS-kleppen, is de gebruikte methode con-
stante luchtvolumeregeling.
cO
-, vochtigheids- en tempera-
2
tuur-boosting van ventilatoren
De snelheid van de ventilatoren wordt geregeld door
data die worden ontvangen van vochtigheids- en/of
koolstofdioxidesensoren.
De bedoeling is dat het CO
halte van een ruimte onder de grenswaarden blijft die
zijn ingesteld in het bedieningspaneel. De vochtig-
heidsregeling stuurt de ventilatoren aan op basis van
- en/of vochtigheidsge-
2
data van interne en eventueel externe vochtigheids-
zenders van de ventilatieunit. De ventilatieunit wordt
standaard geleverd met één ingebouwde vochtig-
heidssensor. Er kunnen drie koolstofdioxidezenders
en drie vochtigheidszenders in het ventilatiesysteem
worden aangesloten. De zenders zijn optionele
accessoires.
CO
-boosting, vochtigheidsboosting en temperatuur-
2
boosting kunnen worden geactiveerd in de modus
Thuis. Daarnaast kan vochtigheidsboosting ook
worden geactiveerd in de modus Niet thuis.
Het overtollige vocht mag niet via de afzuiglucht
in de toevoerlucht komen. Om dit te voorkomen
kan vochtigheidsboosting worden ingeschakeld
in het menu Instellingen (Instellingen > Boosting >
Vochtigheidsboost > HRC ontvochtiging > schakeloptie
UIT / AAN). Als vochtigheidsboosting actief is, wordt
%RVboosting automatisch geactiveerd als de tempe-
ratuur van de buitenlucht lager is dan 0°C en de func-
tionaliteit is geactiveerd in het menu Instellingen. Deze
functionaliteit laat de warmtewisselaar langzamer
dragen om zo omstandigheden te creëren waarin gro-
tere vochtvolumes kunnen worden afgezogen.
extra tijd (modus Kantoor)
Een ventilatieunit in de modus Kantoor stopt als de
unit niet van een tijdprogramma de opdracht krijgt
om te draaien, en de instelling Extra tijd niet actief is.
De duur van de extra tijd wordt ingesteld in het bedie-
ningspaneel en de extra tijd kan worden geactiveerd
vanaf het bedieningspaneel of met een externe bedie-
ningsknop (extra apparatuur). De functie Extra tijd kan
op het bedieningspaneel worden uitgeschakeld. Extra
tijd kan ook worden geactiveerd via Modbus.
Overdruk (open haard aansteken)
De overdrukregeling kan rechtstreeks op het bedie-
ningspaneel of met een aparte knop (extra appara-
tuur) wordt gestart. Deze functie maakt het aansteken
van een open haard eenvoudiger. De duur van de
overdruk en de snelheid van de toevoer- en afzuig-
luchtventilator kunnen op het bedieningspaneel
worden ingesteld. De functie Overdruk kan op het
bedieningspaneel worden uitgeschakeld. De over-
drukregeling verlaagt de snelheid van de afzuiglucht-
ventilator en verhoogt de snelheid van de toevoer-
luchtventilator gedurende 10 minuten.
NL
173
Installatie-instructies